Foto auteur

Foto auteur
Foto Maarten Marchau, provinciebestuur Oost-Vlaanderen

woensdag 31 december 2014

De roos en de lavendel (5)

Woord vooraf: in deze koude dagen een warm verhaal uit de Provence! Jean Arnaud, de koetsier, was hopeloos verliefd op Julie Arnaud. Na zijn smartelijke dood verspreidt de legende van de zuchtende maagd van L'Isle-sur-la-Sorgue zich vlug in de regio, waardoor Julie geen rust meer kent. En al zeker niet wanneer ze haar haren kamt of betast.

Julie Lavandin begon een enerverende rusteloosheid uit te stralen. Ze keek voortdurend over haar schouder of stotterde plots midden in een zin omdat ze meende een vreemd geluid te hebben opgevangen. Dat stotteren deed ze heel charmant, al vonden vooral de mannen dat. 

Na verloop van tijd volgde men haar ook naar school of gluurde men naar binnen als ze in de veranda zat te borduren. Geen enkele keer kon ze haar lokken betasten of uit de heesters, vanonder de vijgenbomen of van tussen de oleanders steeg er gezucht op dat zo luid en wansmakelijk was dat het niet alleen het gezang van de krekels maar zelfs het gehuil van krolse katers overstemde. 

Dagelijks kwamen mannen aan de deur pakjes afgeven. Soms stonden ze zelfs aan te schuiven. Er zaten steeds weer kammen in de pakjes. Alle mogelijke soorten, van metaal of been, fijne, wijde en een zeldzame keer zelfs een luizenkam. Dat beledigde mama Lavandin danig. Ze waste het haar van haar dochter immers elke dag met een product op basis van honing.

De ouders Lavandin zagen in dat er hun kind geen normale jeugd meer was gegund. Ze stuurden Julie naar een kostschool in een dure wijk van Parijs. Maar meer nog dan de zon, het heldere licht, de geuren en de kleuren van haar geboortestreek miste het meisje de vrijheid om gewoon weer zichzelf te zijn en niet langer la Pucelle de l'Isle, de nagewezen zuchtende maagd uit de Provence. 

Haar reputatie had ze immers evenzeer als haar jurken, haar lingerie en haar fijn borduurwerk in haar koffer meegebracht. Ze kwijnde weg tot ze op een nacht over de kloostermuur kroop en verdween in de stegen en boulevards van de Franse hoofdstad en meteen ook uit de collectieve herinnering van de mannen van de Provence.

Benieuwd naar het vervolg van 'De eenzaamheid van het grensgebied'? Afspraak op zondag!

woensdag 24 december 2014

Goede voornemens!

Het begon allemaal op 24 maart 2014 tijdens een etentje met collega's in de Gentse Handelsbeurs. Met een glas in de hand verklapte ik dat ik, niettegenstaande mijn drukke professionele loopbaan, ook nog een literair verleden had. 

Ofschoon ik de literatuur altijd ben blijven volgen en steeds ben blijven schrijven, was ik daar de voorbije jaren (te) discreet over geworden. De vragen van enkele jongere collega's gaven tot mijn vreugde blijk van een oprechte belangstelling. Iemand trok zelfs prompt naar de stadsbibliotheek van Gent om mijn verhalenbundel 'Reigers en andere verhalen' te ontlenen.


Met Peter Terrin
Die interesse bracht mij ertoe om opnieuw actiever de draad op te nemen. De doorbraak van de digitale en sociale media bood bovendien nieuwe kansen. In mei 2014 startte ik met deze blog. In beginsel plaats ik op woensdag en zondag een bericht. Het betreft hoofdzakelijk uittreksels uit eigen verhalen en literair nieuws, met een bijzondere maar niet-exclusieve aandacht voor Zuid-Oost-Vlaanderen. 

Intussen zijn we 65 berichten en meer dan 2.500 pageviews verder. De (tot nu toe) populairste nieuwsberichten handelen over de Brakelse dichteres Ellen Lanckman en de onverwacht overleden literatuurwetenschapper Johan Soenen uit Oudenaarde.

Eind juli startte ik eveneens met een Twitter-account, ter ondersteuning van deze blog. Op de vooravond van Kerstmis tel ik ongeveer 400 volgers, zowel Vlamingen als Nederlanders.

In een intussen ver verleden interviewde ik voor het weekblad De Beiaard onder meer minister Herman De Croo, toenmalig CVP-voorzitter Johan Van Hecke en premier Wilfried Martens in zijn Brusselse ambtswoning (samen met hoofdredacteur Paul De Clercq). 


Met Annelies Verbeke en Tom Naegels
(Veel) Later deed ik een aantal publieke interviews van schrijvers zoals Kader Abdolah, Annelies Verbeke en Tom Naegels. Ook met die traditie heb ik intussen heraangeknoopt. Op donderdag 4 december 2014 interviewde ik in Lierde Peter Terrin.

Langs deze weg wens ik in deze eindejaarsperiode iedereen te danken die de voorbije maanden op een of andere wijze belangstelling toonde voor deze blog of voor mijn literaire activiteiten. 

Vanzelfsprekend koester ik nog vele plannen en dromen, hoewel mij door mijn beroepsbezigheden vaak de tijd ontbreekt om er volop werk van te maken. 


Met Kader Abdolah
Ik heb mij alvast voorgenomen om op middellange termijn mijn roman 'De tovenaar' geleidelijk af te werken. Het is het verhaal van de liefde van een zoon voor zijn vader en van het onvermogen om te vergeten. 'De tovenaar' ligt mij om meerdere redenen nauw aan het hart. 




Benieuwd naar het vervolg van 'De eenzaamheid van het grensgebied'? Afspraak op zondag!

woensdag 17 december 2014

De roos en de lavendel (4)

Woord vooraf: een warm verhaal uit de Provence! Jean Arnaud, de koetsier, was hopeloos verliefd op Julie. Na zijn smartelijke dood verspreidt de legende van de zuchtende maagd van L'Isle-sur-la-Sorgue zich vlug in de regio.

Omdat er in die periode bitter weinig in de streek gebeurde, verspreidde zich snel het gerucht tot voorbij Arles en Carpentras en tot op het plateau van de Vaucluse en het gebergte van de Luberon dat er in L'Isle-sur-la-Sorgue een zuchtende maagd woonde die in haar argeloze schoonheid de mannen in vervoering bracht en de geslachten van de dieren deed groeien. 

Verscheidene mannen verzamelden voortaan, als kandidaat-Romeo's, bij het eerste hanengekraai onder haar balkon in de hoop een glimp van het kamritueel op te vangen. Als het meisje achteraf haar voldaan zuchtje slaakte, zuchtten alle mannen helaas met haar mee, zodat de fel geplaagde bevolking L'Isle de stad der zuchten noemde. Met die naam verwees men niet alleen naar het noodlot van de wanhopig verliefde Jean Arnaud. Maar evenzeer naar de Veneziaanse brug der zuchten waar in vroeger tijden de tot de galg veroordeelden afscheid namen van hun vriendinnen, hun echtgenoten en het leven, in die volgorde. Nu zwoeren geliefden er elkaar trouw voor eeuwig, wat in uitzonderlijke gevallen maar zo lang was als de duur van hun huwelijksreis.

Van jong tot oud stond zich onder Julies venster te verdringen. De kleine Emile rukte zich los van zijn grootvader die hem naar de kleuterklas bracht en holde tot aan het huis met de klimop. 'Julie!' schreeuwde hij, waarna hij met een luide klapzoen de aandacht van de straat en van het meisje veroverde. Het beeld was zo vertederend dat ze hem haar liefste glimlach toewierp en dat de aanwezige mannen minutenlang jaloers vloekten. 'Mijn opa mag het niet weten!' riep hij nog. En even snel als zijn vogelbeentjes hem konden dragen, verdween de kleine Emile weer uit het zicht. 

Tegen zijn grootvader vertelde hij dat hij achter een duif was aangelopen. Maar op school zat hij de hele dag op zijn nagels te bijten met zijn ellebogen op tafel en het gezicht weggezakt in de palmen van zijn hand. Toen de juf hem vroeg wat hij voor zijn vader had geknutseld ter gelegenheid van het schoolfeestje, zei hij dromerig: 'Ik heb leren zuchten.' En de ongetrouwde juf, die als geen ander wist wat er in herenharten omging, begreep dat zijn vader zich geen mooier cadeau zou wensen.

De bevende Nicolas, die zijn mannelijkheid had teruggevonden op de plat getreden aarde onder het raam, vierde er zijn tweeënnegentigste verjaardag. De langwerpige calissons van amandeldeeg en de rosé gingen vrolijk van hand tot hand en men maakte reeds afspraken voor zijn eeuwfeest. 

En eigenaars van manades, kuddes uit de Camargue, namen met hun onvruchtbare stieren en hengsten de vroeger zo saaie straat in. Ze hoopten dat de aanblik van het meisje het fertiliteitsprobleem van hun dieren zou verhelpen. Het was in elk geval goedkoper dan een behandeling van de veearts. 

Benieuwd naar het vervolg van 'De eenzaamheid van het grensgebied'? Afspraak op zondag!

woensdag 10 december 2014

Peter Terrin was in Lierde! Wordt 'De bewaker' verfilmd?

Donderdag 4 december had ik in het O.C. De Lier in Lierde een interview met Peter Terrin. Het werd een aangenaam, meanderend gesprek waarin de diverse aspecten van zijn schrijversloopbaan aan bod kwamen. Het was een organisatie van de plaatselijke openbare bibliotheek.


De schrijversloopbaan van Peter Terrin (°1968, Tielt) heb ik hier reeds eerder geschetst. Hij was een relatief late roeping als schrijver. Een boek van W.F. Hermans op een Londense hotelkamer bezorgde hem een Paulus-moment en deed hem inzien dat zijn roeping in de literatuur lag. De vroegere vertegenwoordiger transformeerde in een intrigerende auteur, die inmiddels bij herhaling bekroond is.

Tijdens het gesprek kwamen ook enkele minder bekende feiten en elementen naar boven. Zo is algemeen geweten dat Terrins succesroman 'Post mortem' (2012) in grote mate autobiografisch van inslag is, maar dat geldt evenzeer voor 'Vrouwen en kinderen eerst' uit 2004. Dit is het verhaal van 5 mannen die in een verlaten fabriek in een afgelegen bergdorp een productieband gaan demonteren.Het is een enigszins bevreemdende, haast surrealistische roman waarin een onverslijtbare tegel als statussymbool geldt.

Er bestaan plannen om 'De bewaker' (2009) te verfilmen. Gezien de setting en het beperkt aantal hoofdrolspelers leent de roman zich daartoe. Op dit moment zijn de plannen echter nog niet concreet. In dat boek bewaken twee mannen een ondergrondse parkeergarage in een luxueus flatgebouw. Hun claustrofobische leefwereld wordt een soort van Platonische grot. De twee mannen hopen dat hun plichtsbewustzijn door hun organisatie zal worden opgemerkt en dat ze promotie zullen maken. Maar de komst van de derde bewaker, naar wie het boek genoemd is, doorkruist die plannen. 'De bewaker' is zowel een merkwaardige liefdesroman als een roman over de oorlog in Irak.
foto POB Lierde

Peter Terrin woont reeds sinds 2006 in Herzele, aan de rand van de Vlaamse Ardennen.Geregeld komt hij in Lierde en wijde omgeving fietsen. Zo wil de schrijver vermijden dat hij puur met zijn geest bezig is, hij wil bij manier van spreken niet alleen hoofd maar ook lichaam zijn.

En nog dit: zelfs in bakermat Wingene wordt zijn familienaam anders uitgesproken dan in Roeselare. Een vraag uit het publiek van een geïnteresseerde dame leerde ons dat hij, onder meer ten behoeve van de Nederlanders, de uitspraak als Terrien nu verkiest boven de meer Franse versie.

Benieuwd naar het vervolg van 'De eenzaamheid van het grensgebied'? Afspraak op zondag!  

woensdag 3 december 2014

De roos en de lavendel (3)

Woord vooraf: een verhaal dat de warmte van de Provence uitademt. Jean Arnaud, de koetsier, is hopeloos verliefd op Julie, de zuchtende maagd van L'Isle-sur-la-Sorgue.

De bewegingen van Julie bleven Jean de rest van de dag achtervolgen. Vaak zat hij onbewust zijn eigen haren te strelen terwijl hij passagiers in de koets had zitten of liet hij zich op zijn beurt een verwijfd zuchtje ontglippen. Dat bracht geruchten over zijn geaardheid op gang. In bed droomde hij van het meisje. Zodra hij wakker werd, voelde hij opnieuw de kilte van zijn nachtelijke eenzaamheid, en nam aan dat dit alles tekens van de enige, ware liefde waren.

Eenmaal wakker telde Jean de minuten af tot hij weer voor Julies raam zou staan en met de ogen haar gebaren zou stelen. Iedere dag vergat hij de klok, zodat hij stipt te laat op zijn plaats van vertrek verscheen. Na drie maanden vond hij de moed om een stap verder te zetten op de weg van zijn grenzeloze adoratie. Hij belde aan en overhandigde mama Lavandin die kwam openen een tuiltje lavendel. 'Voor Julie,' zei hij. Van die dag af stond hij er iedere morgen met zijn bloemen en zei dan elke keer: 'Voor Julie.' Mama Lavandin verwachtte dat hij op een dag zou zeggen: 'Voor u, mevrouw.' Maar dat gebeurde niet. Dus bleef ze de bloemen doorgeven.

Haar dochter lachte nu door het raam naar Jean als hij vanop de bok van zijn huifkar naar haar zat te staren. Ze zette de tuiltjes op haar kamer. 's Morgens zocht een parfum van lavendel voortaan de vrijheid als ze de kamer luchtte en vermengde zich met de geur van de klimop en de witte rozen die bloeiden tot op het smeedijzeren traliewerk dat het balkonnetje voor haar kamer afzoomde.

Mama Lavandin waarschuwde haar kind dat ze hem niet mocht aanmoedigen en dat mannen in hun zelfingenomen naïviteit een meisjeslach al te snel verwarden met een beantwoorde liefdesverklaring. 'Want hij is verliefd op jou,' zei ze. 'Dat merk je aan zijn trillende stem, zijn bevende handen en aan zijn verdwaasde blik. Vooral die dwaze blik in zijn ogen liegt niet.'

Daar had ze gelijk in, en na zes maanden achtte Jean zijn tijd gekomen. Hij belde aan, deze keer gekleed in een kamgaren pak, en salueerde op de dorpel van het huis met zijn hoge hoed terwijl hij in zijn vrije hand een reuzebos lelies hield. Daarop vroeg hij of hij Julie kon spreken.
'Waarom?' vroeg haar moeder argwanend.
'Ik wil met haar trouwen,' antwoordde hij naar waarheid, want in zijn eenzame nachten zag hij al hoe hij haar naar het altaar leidde. Hij wilde het zelfs onmiddellijk doen. Hij droeg er alvast de juiste kleren voor.

'Het is nog een kind,' schudde mama Lavandin het hoofd. 'En bovendien denk ik niet dat ze zich ooit zou verloven met een man die altijd te laat op zijn werk komt en wiens paarden hun onzedige gedachten niet kunnen verbergen.'

Totaal ontredderd verliet Jean Arnaud de woning van de Lavandins en reed naar de Sorgue. Hij stapte het doorschijnende water vol sidderende vissen in als een ter dood veroordeelde. Nochtans bestond zijn enig misdrijf erin dat hij verliefd was geworden op het gezucht van een maagd. Misschien was dat wel een zwaar misdrijf, zwaarder dan een geldkoets overvallen of een man gijzelen. Maar zover wilde Jean niet denken.

Met opgeheven hoofd waadde hij door het water van de Sorgue. Hij hoopte dat hij vlug verrast zou worden door een diepe plek of een gladde kei. Voor één keertje had hij het geluk mee. Zijn lijk spoelde kilometers verder aan. Het werd opgemerkt omdat de eenden het met vrolijk gekwaak verwelkomden. 

De paarden die de dagelijkse reisroute intussen blindelings kenden en die bevrijd waren van hun menner en zijn grillige zweepslagen, begonnen verwoed te galopperen. De huifkar arriveerde voor het eerst in een half jaar tijdig op de startplaats. 'Wat krijgen we nu, hij is op tijd,' sakkerden de passagiers. Ze namen zich voor hun beklag te maken, want dit keer moesten ze hollen om hun koets te halen.

Benieuwd naar het vervolg van 'De eenzaamheid van het grensgebied'? Afspraak op zondag!

woensdag 26 november 2014

De roos en de lavendel (2)

Woord vooraf: lang geleden, in een zwoele zomer in de Provence, schreef ik dit verhaal. En het begon met een onmogelijke liefdesrelatie...

Voor het tiercékantoor in L'Isle-sur-la-Sorgue stopte die middag een scooter. De bestuurder was nog een tiener en liet zijn voertuig onbekommerd achter op het voetpad. Hij spuugde op de grond zoals hij altijd deed voor hij het goklokaal binnenbeende. Nog nooit had het hem geluk bijgebracht, maar dat kon veranderen. Zo niet restte hem later nog het bordeel, waar het geld zwaarder woog dan het geluk. Ook in het bordeel hield men geen siësta. Voor andere behoeften woog de lome hitte van de middag te zwaar. Niemand had het ooit anders geweten in L'Isle. Niemand wou het ook anders in L'Isle.

Op de place Gambetta, aan het uiteinde van de avenue de la Libération, zette een man zijn zoveelste fles water aan de mond. Het lauwe water gutste langs zijn kin naar beneden, terwijl hij wachtte op de autobus die misschien niet meer zou opdagen. De man moest wel een vreemdeling zijn, want hij bleef rusteloos naar zijn klok kijken. Blijkbaar besefte hij niet dat de tijd eindeloos is en geen schaars begrip. De plaatselijke bevolking maakte zich pas zorgen als de bus of de trein geen vertraging had. Die ingesteldheid ging terug op het dramatische wedervaren van Jean Arnaud, de grootoom van de huidige stationschef.

Er reden nog geen autobussen toen Jean Arnaud reeds met een huifkar, getrokken door twee vurige paarden, de verbinding verzorgde tussen L'Isle-sur-la-Sorgue en Pernes-les-Fontaines. Nadat Jean zich 's morgens had geschoren en gesneden, werkte hij een vaste litanie van vloeken af. Daarna spande hij de paarden voor. Dat ging niet altijd gemakkelijk, maar met een wortel of een klontje suiker lukte het hem uiteindelijk toch. Steeds maakte hij een ommetje langs de woning van de familie Lavandin. Hij kon zich niet vergissen. Het was het enige huis in de omtrek waar de gevels werden overwoekerd door klimmende planten, waardoor het leek alsof de stengels van de bloemen de stenen bij elkaar moesten houden.


Jean Arnaud arriveerde altijd net op tijd om te zien hoe de jonge Anne-Rose de pastelkleurige luikjes van haar slaapkamer openstak. Jean noemde haar Julie omdat hij aanvankelijk haar ware naam niet kende en niets originelers wist te bedenken. Merkwaardig genoeg zou later zowat iedereen die valse naam overnemen. Julie kamde voor het raam haar lange zwarte lokken met een haast sacramentele waardigheid. Ze zette de haren met een wrong vast en deed een melkwit provençaals hoofdkapje op. Achteraf slaakte ze een zuchtje dat gepaard ging met een beweging van haar hand naar haar mond toe. Het was niet veel meer dan een zuchtje van niemendal, maar in de stille straat was het probleemloos tot buiten te horen. 

Dit vaste ritueel duurde vijf, hooguit tien minuten. Maar precies door de argeloze onschuld waarmee het meisje zich bewoog, door het simpele feit dat ze geen enkele poging ondernam om er voor mannen mooi of verleidelijk uit te zien, verkreeg ze een ontwapenend aura. Dat maakte dat Jean Arnaud haar ademloos gadesloeg en dat zelfs zijn hengsten, die nochtans in de wildernis van de Camargue waren opgegroeid en dus al één en ander hadden meegemaakt, hun verlangen niet konden verbergen. 

Benieuwd naar het vervolg van 'De eenzaamheid van het grensgebied'? Afspraak op zondag!

woensdag 19 november 2014

Peter Terrin in Lierde!

Peter Terrin (°1968, Tielt) is één van onze meest intrigerende schrijvers. Afkomstig uit West-Vlaanderen, woonde hij gedurende een tijd in Gent om in 2006 omwille van de natuur naar Herzele te verhuizen. Hij werd gebeten door de literaire microbe bij de lectuur van 'De donkere kamer van Damocles' van W.F. Hermans op een Londense hotelkamer. 

Hij debuteerde in 1998 met de verhalenbundel 'De code'. Drie jaar later verscheen zijn eerste roman 'Kras' over drie bejaarden in een appartementsblok. De personages van Terrin zijn vaak getormenteerde figuren, zoals de vader in 'Blanco'. Die wil na de dramatische dood van zijn vrouw zijn kind overbeschermen met alle tragische gevolgen van dien. 

Misschien wel het eerste hoogtepunt uit zijn werk is de roman 'De bewaker' uit 2009. Twee bewakers leven in een claustrofobische ondergrondse parkeergarage. Ze blijven het gebouw vol luxueuze flats bewaken ook nadat alle bewoners, op één na, eensklaps vertrekken. Het is een beklemmende roman, waarvoor Peter Terrin de literatuurprijs van de Europese Unie ontving.

Het meest bekend is Peter Terrin uiteraard voor 'Post mortem' (2012), waarmee hij de AKO Literatuurprijs in de wacht sleepte. 'Post mortem' is een gelaagde roman over een schrijver die een fobie ontwikkelt voor zijn eigen biografie en over het noodlot dat zijn vierjarig dochtertje treft. Het is een aangrijpend verhaal over de liefde van een man voor de literatuur en van een vader voor zijn dochter.

Zoals hier reeds eerder meegegeven, verscheen eerder dit jaar 'Monte Carlo'. Hoewel stilistisch erg sterk geschreven, misschien toch de meest toegankelijke roman van Peter Terrin. Jack Preston is een vrij onbekende automonteur in de glamourwereld van de F1. Net voor het begin van de grote prijs van Monaco verricht Jack Preston een heldendaad door het filmsterretje Deedee te redden. Hij blijft echter een held zonder erkenning...

Wie meer wenst te vernemen over Peter Terrin en zijn werk kan op donderdag 4 december terecht in het O.C. De Lier, Nieuwstraat 21 te Lierde. Vanaf 20 uur interview ik er Peter Terrin. Het is een organisatie van de plaatselijke openbare bibliotheek. De toegang is gratis. Inschrijven kan op nummer 055/42.84.34 of via bibliotheek@lierde.be

Benieuwd naar het vervolg van 'De eenzaamheid van het grensgebied'? Afspraak op zondag! 

woensdag 5 november 2014

Van een glimlach naar een traan!

De titel boven dit bericht lijkt wel geplukt uit een levenslied. Maar niets is minder waar! Ook dit bericht besteedt immers aandacht aan twee inwoners van het zuiden van Oost-Vlaanderen die op een creatieve wijze met taal bezig zijn.

Schrijver en publicist Johan de Boose (° 1962 in Gent, nu woonachtig te Beerlegem) werkte als docent en als medewerker van de VRT. Sinds 2003 is hij voltijds schrijver van poëzie, fictie en non-fictie. Zo is hij onder meer plattelandsdichter van de provincie Oost-Vlaanderen.

In 2011 verscheen zijn omvangrijke roman 'Bloedgetuigen', over de Tweede Wereldoorlog, het Oostfront en de collaboratie. Sindsdien werkt hij aan de romantrilogie 'Het vloekhout', waarvan  het eerste deel 'Gaius' in 2013 verscheen. Dit 1e deel speelt zich af in de eerste eeuw. Het tweede deel 'Jevgeni' (2014) behandelt de 14e eeuw. Telkens een eeuw waarin veel mensen aannamen dat het einde der tijden nabij was.

Wat betekent dat voor het derde, nog niet verschenen, deel? Dat is immers een terugblik vanuit de toekomst op 2014. Er doen onheilspellende berichten over een aanslag de ronde. Zal de mens aan de ultieme ramp ontsnappen? Sinds 27 oktober staat er een (korte) voorpublicatie op de weblog van de Boose. Hierna alvast de eerste regels uit deze voorpublicatie:
"In die dagen – zei L. – danste de hele wereld als een ei in kokend water. Wat een tijd, wat een vreselijke tijd, hij vond het spannend, hij was in zijn element."

Als plattelandsdichter van Oost-Vlaanderen schreef Johan de Boose onder meer een gedicht over het Brakelse mijnwerkerspad, destijds voorgesteld in Michelbeke. Het gedicht sluit aan bij de sociaal-economische geschiedenis van de Vlaamse Ardennen. Het betreft een ode aan de mijnwerkers die dagelijks in erbarmelijke omstandigheden naar de Borinage spoorden. "Gedenk ons fostmannen, mijnwerkers..."


Van Michelbeke naar het centrum van Brakel is slechts een bescheiden stap. Van daaruit timmert Ellen Lanckman verder aan de weg. Zoals hier reeds eerder meegegeven, verscheen in juli haar dichtbundel 'Over deugd en andere mankementen". Een prikkelende titel voor een bundel met gedichten "die kantelen van een glimlach naar een traan," doorspekt met de melancholie die ons zo dierbaar is. Inmiddels werkt Ellen volop aan een tweede bundel.

Op haar blog, cyberella's blog, kan je ook tijdens deze onstuimige novemberdagen geregeld van Ellens poëzie proeven. Of met haar woorden: "Ik schrijf nog altijd gedichten voor je in het hoofd en op papier..." 


Benieuwd naar het vervolg van 'De eenzaamheid van het grensgebied'? Afspraak op zondag!

woensdag 29 oktober 2014

Artistiek "labeur"

Publicist Koenraad De Wolf uit Herzele blijft erg actief. Heel recent is zijn nieuwste boek 'Kroniek van een dorpspastoor' voorgesteld in de kerk van Brakel-Elst. Niet toevallig daar, aangezien het boek het levensverhaal schetst van Georges Herregods, jarenlang de gewaardeerde parochieherder van Elst. Georges Herregods is een veelzijdig kunstenaar die ook in zijn artistiek werk met veel mededogen naar de kleine mens kijkt. Het boek bevat 220 karikaturen van zijn hand. Het betreft een uitgave van de plaatselijke heemkring Triverius. In 2002 publiceerde Koenraad De Wolf reeds bij uitgeverij Halewijn het boek 'Klei & Kleur, retrospectief Georges Herregods'.
Paul de Pessemier (links)

Intussen is ook 'De collectioneur' van jonkheer Paul de Pessemier 's Gravendries (vroeger woonachtig in Brakel) officieel voorgesteld in de nabijheid van het kasteel van Laarne. De roman vertelt het dramatische levenslot van schoolvos en collectioneur Armand Verwaeter. De hoofdfiguur is een dwangmatige verzamelaar van miniatuurschilderijen. De auteur liet zich bij het schrijven inspireren door verzamelaars die hij ontmoette als verantwoordelijke van het Slot van Laarne. Binnenkort signeert de Pessemier zijn werk op de boekenbeurs. Zijn volgende roman wordt 'Het welwillende land'. Hij werkt tevens aan een biografie van Reimond Stijns, auteur van onder meer 'Arm Vlaanderen' (samen met I. Teirlinck) en 'Hard labeur'.


Reimond Stijns werd in 1850 geboren in Mullem, thans deelgemeente van Oudenaarde, en was de schoonbroer van Isidoor Teirlinck, afkomstig uit Zegelsem. 'Hard labeur' geldt als een hoogtepunt van het naturalisme in Vlaanderen. In 1985 werd het tot tv-serie bewerkt door de Vlaamse openbare omroep. Jo De Meyere vertolkte de hoofdfiguur Speeltie. De serie maakte destijds nogal wat ophef onder meer omdat Speeltie genadeloos zijn jongste zoon doodslaat. 

Benieuwd naar het vervolg van 'De eenzaamheid van het grensgebied'? Afspraak op zondag!


woensdag 22 oktober 2014

Vlaanderen boven!

Over een gelukkige jeugd valt weinig te vertellen, zegt men. Tenzij je geboren bent in het zuiden van Vlaanderen, waar niets is wat het lijkt en niets lijkt wat het is. Soms hadden wij heimwee naar een tijd die niet meer bestond, een tijd die misschien nooit bestaan had.


Onder de noemer 'Heimwee naar de stoomtrein' breng ik sinds kort enkele (fictieve) jeugdherinneringen. Hoewel de hoofdpersonages terugkeren, kan men elke aflevering probleemloos apart volgen.

Bijvoorbeeld als nonkel Marcel, een pastoor in de Ardennen, voor enkele dagen op bezoek komt: zie ook het bericht getiteld 'Felix Timmermans'.


Vlaanderen boven!

Op dinsdag at nonkel Marcel mee van Suzannes stoverij en op donderdag van haar braadworst en daarna deed hij haar met veel omhalen een aanzoek. Hij ging er zelfs bij knielen, maar later zei hij dat hij elke keer knielde als hij aan God moest denken. Zoveel kon hij niet aan God denken, want zoveel zag ik hem niet knielen.

'Jij bent een fee,' vleide hij Suzanne. 'Wil je mijn huishoudster worden?' Suzanne wist al lang niet meer wat ze nu eigenlijk wou, dus sloeg ze haar handen voor haar gelaat en liep snikkend naar de keuken.
'Onze huishoudster,' jammerde moeder. 'Waar vinden we er nog één die betrouwbaar is?' Het was de eerste maal dat ik haar Suzanne betrouwbaar hoorde noemen.

Maar op zaterdag vertrok nonkel Marcel alleen, zonder onze betrouwbare huishoudster. Hij pakte moeder beet zoals ze in geen jaren meer door vader was vastgenomen.
'Hou je kranig, Elza,' zei hij, 'ik weet dat je het niet gemakkelijk hebt. Maar in het hiernamaals zal je beloond worden voor je lijden hier op aarde.'

'Zullen die twee daar dan ook rondlopen?' vroeg moeder terwijl ze naar vader en mij keek. Het leek wel of het hiernamaals dan voor haar niet zo nodig meer hoefde. Gelukkig vond nonkel Marcel het niet opportuun om daarop te antwoorden.

Als we op de stoep stonden, balde nonkel Marcel de vuist en riep luidkeels: 'Vlaanderen boven!' Volgens nonkel had paus Johannes Paulus II dat zelf gezegd tegen een Vlaamse missionaris die hij in audiëntie in het Vaticaan had ontvangen. Ze hadden ook nog over de hardnekkige regen in Vlaanderen gesproken. Wat een geluk dat het Vaticaan zich in Rome bevond en niet pakweg in Mechelen, al was de paus dan supporter van Malinwa.

De volgende dinsdag stond Suzanne er weer. Ze had een uitpuilende koffer vastgebonden onder de snelbinder van haar brommer. Volgens mij had ze die koffer niet meer gebruikt sinds ze naar Lourdes was geweest.
'Ik heb het hele weekend mijn broer moeten overhalen,' zei ze. 'Maar nu ben ik vast besloten. Ik ga mee. Waar is meneer pastoor?' Ze droeg een schoolboek Frans onder de arm dat dateerde uit haar tijd in de lagere gemeenteschool van Schorisse. Vastberaden was ze om zich snel te integreren in de Ardennen. Ze had reeds de mond vol van 'saucisson' en 'carbonades flamandes', weliswaar met een onweerlegbaar Vlaams accent.

Mijn moeder schonk haar drie sherry's in en de rest van de fles kreeg ze naar huis mee. Het enige wat ze die dag dweilde, waren haar eigen tranen. 

Benieuwd naar het vervolg van 'De eenzaamheid van het grensgebied'? Afspraak op zondag!

woensdag 15 oktober 2014

Felix Timmermans

Over een gelukkige jeugd valt weinig te vertellen, zegt men. Tenzij je geboren bent in het zuiden van Vlaanderen, waar niets is wat het lijkt en niets lijkt wat het is. Soms hadden wij heimwee naar een tijd die niet meer bestond, een tijd die misschien nooit bestaan had.
Onder de noemer 'Heimwee naar de stoomtrein' breng ik sinds kort enkele (fictieve) jeugdherinneringen. Hoewel de hoofdpersonages terugkeren, kan men elke aflevering probleemloos apart volgen.

Felix Timmermans

Sinds nonkel Marcel geschreven had dat hij na jaren nog eens kwam logeren, stond bij mijn moeder alles in het teken van zijn aangekondigde bezoek. Moeder had de brief van nonkel bevestigd op het prikbord in de keuken naast knipsels uit het Parochieblad en verkleurde heiligenzantjes. Dat was even wennen, want daar hingen tot dat moment foto's van welgeschapen vrouwen die vader naarstig uit diverse glossips had geknipt en die volgens hem veeleer een huldebetoon aan Gods schepping betekenden dan sommigen van die heiligen en zaligen. Daar zaten immers nogal wat meelijwekkende figuren tussen, mannen met doorboorde buiken, geblakerde vrouwen met uitgestoken ogen en maagden met platgeknepen borsten. Het was soms werkelijk niet om aan te zien.

Mijn moeder had verder Suzanne het hele huis laten boenen en schrobben, de ramen laten lappen en de gordijnen wassen. De logeerkamer had moeder zelf tot tweemaal toe schoongemaakt. Ze had achter elk kruisbeeld een vers palmtakje gestoken en het wijwatervat opgevuld. Dat laatste had ze beter niet gedaan, want vader had de wijwaterfles met jenever gevuld. Hij kon zich die dagen niet vaak genoeg een kruisteken maken.

Nonkel Marcel was pastoor in een onooglijke parochie nabij Saint-Hubert in de Ardennen. Bij zijn aankomst gaf nonkel ons allemaal een kruisje op het voorhoofd en prevelde hij: 'God zegene en beware u.' Uit dank voor de gastvrijheid had hij een Ardense salami meegebracht, die uren in de wind stonk. Moeder borg de worst ergens ver in het rommelhok weg om er later de honden in het park mee te voederen. Hij had ook nog brood bij, dat duidelijk al een hele tijd geleden gebakken en gewijd was. Maar als moeder dat de volgende dag ging terugzoeken, waren de muizen er reeds mee verdwenen.

Nonkel Marcel straalde een ondoorgrondelijke, haast oosterse wijsheid uit. Het was bovendien best een lieve man. In feite had nonkel maar één manifest gebrek, tenminste in de ogen van vader. Hij dronk geen bier, geen drup kwam er over zijn lippen. Erger voor vader was dat moeder vond dat hij dan maar solidair moest zijn. Vader werd gek van al die rode wijn aan tafel. Tussendoor zag ik hem soms naar de kelder sluipen of naar het dichtsbijzijnde café verdwijnen en dan dook hij na een half uur weer op met een onschuldig gezicht en een adem waarmee je door geen enkele alcoholcontrole geraakte.

Hij hield er gewichtige geloofsvragen aan over. 'Waarom heeft Jezus Christus alleen maar water in wijn veranderd?' sakkerde hij. 'Het kon toch niet zo moeilijk geweest zijn voor Hem om ook een vat water in trappist om te zetten of waarom niet in bruin bier van Oudenaarde?' Had Felix Timmermans niet geschreven dat het bier van Oudenaarde niet verlegen moest zijn voor de beste wijn, dat het eten en drinken was, dat het je Pasen deed voelen tot in je kleine teen? En al was Timmermans, die begenadigde verteller, misschien geen koorknaap, hij was zeker en vast geen ketter. Je vroeg je af waarom zo'n geestelijke die een pastorie vol boeken bewoonde dat niet scheen te weten. Waarom gedroeg hij zich alsof bier het zweet van de duivel was, daar waar het donkere bier van Oudenaarde zalig naar binnenliep alsof er een levenslustig engeltje op je tong plaste...

Benieuwd naar het vervolg van 'De eenzaamheid van het grensgebied'? Afspraak op zondag!

woensdag 8 oktober 2014

Littekens

Op 4 maart 2009 overleed in Wezemaal de bekende filosofe en schrijfster Patricia De Martelaere (°1950, Zottegem) ten gevolge van een hersentumor. De Martelaere doceerde aan de K.U. Leuven onder meer wijsbegeerte. Zij was evenwel ook een bekroond fictieauteur. Zowel 'Nachtboek van een slapeloze' (prijs beste debuut), 'Littekens' (AKO-nominatie) als 'Het onverwachte antwoord' (Gouden Uil Publieksprijs) werden destijds goed onthaald.

Reeds in 2013 publiceerde Marja Pruis het biografische essay 'Als je weg bent' over Patricia De Martelaere. De schrijfster stond destijds vrij weinig interviews toe, wat aanleiding gaf tot een zekere graad van mysterie rond haar persoon. Ook nu, na dit essay, blijven er echter nog gaten in haar biografie.

Wel is intussen al lang duidelijk waarom literatuurwetenschapper Hugo Brems in zijn literatuurgeschiedenis 'Altijd weer vogels die nesten beginnen' Patricia De Martelaere volkomen ten onrechte schrapte. Brems had gedurende geruime tijd een passionele relatie met De Martelaere, maar beëindigde die om zijn huwelijk te vrijwaren. Hij besloot dan maar om Patricia De Martelaere ook uit zijn literatuuroverzicht te schrappen. Of hoe de werkelijkheid soms de fictie overtreft...

Van een filosofe naar een psychologe hoeft geen grote stap te betekenen indien beiden eveneens met literatuur bezig zijn. Bovendien komt ook een psychotherapeute in contact met mensen met (mentale) littekens. Begga Dom, afkomstig uit het Leuvense maar wonende in Brakel, publiceerde inmiddels met 'Blauwe matrozen' en 'Rood weeskind' twee positief ontvangen jeugdboeken. 

Het eerste boek handelt over het meisje Anna dat naar de Zuidpool trekt om haar vader te zoeken. 'Rood weeskind' is het verhaal van Thor die de dood van zijn tweelingbroer niet kan verwerken, tot hij twee zussen ontmoet. En als u het echt wil weten: de merkwaardige titel heeft betrekking op een nachtvlinder.   

Begga Dom woonde intussen reeds op de meest diverse plekken, meer bepaald in Frankrijk, Wales, Noorwegen en Chili. Maar niettegenstaande die wereldse achtergrond blijkt zij toch onder de indruk van de landelijke schoonheid en natuur van Brakel en omgeving.

Benieuwd naar het vervolg van 'De eenzaamheid van het grensgebied'? Afspraak op zondag!

woensdag 1 oktober 2014

Streuvels

Over een gelukkige jeugd valt weinig te vertellen, zegt men. Tenzij je geboren bent in het zuiden van Vlaanderen, waar niets is wat het lijkt en niets lijkt wat het is. Soms hadden wij heimwee naar een tijd die niet meer bestond, een tijd die misschien nooit bestaan had.
Onder de noemer 'Heimwee naar de stoomtrein' breng ik sinds kort enkele (fictieve) jeugdherinneringen. Hoewel de hoofdpersonages terugkeren, kan men elke aflevering probleemloos apart volgen.


Streuvels

In onze straat lagen er lang van die oncomfortabele kasseien, het soort Vlaamse kinderkopjes die men intussen bijna overal heeft vervangen door lichtlopend asfalt. Het was nauwelijks te geloven maar bij ons dateerden ze zelfs nog van voor de oorlog. Grootnonkel Fiel had ze persoonlijk weten leggen. Hij was de zoon van een West-Vlaamse boer, had zijn hart en vooral zijn onschuld verloren tussen bloeiende vlasschaards en geurende hooioppers. Elke keer als hij daar tegenover mij wou over uitweiden, legde moeder met nadruk haar wijsvinger op haar mond. 'Dat zal ik je later wel eens zelf vertellen,' zei ze dan.

Grootnonkel Fiel had een ruw geborstelde Streuvelskop. Hij leek niet op Stijn Streuvels, hij was Stijn Streuvels. Af en toe kwam iemand hem een handtekening vragen. 'Meneer Streuvels, wilt u mijn boek tekenen of mijn schrift voor Nederlands?' Hij had alles getekend, handen, gezichten, buiken, plaasters, zakdoeken, foto's van Paul Van Himst en platen van The Rolling Stones. Er worden zelfs handtekeningen van hem bewaard in musea. Het is reuzejammer dat hij daar geen geld voor gevraagd heeft.
Met zijn blote handen, zijn knoesten van handen, waarmee hij zelfs nagels in tafels hamerde, had grootnonkel destijds die stratenmakers, die liepen en kirden als verwende juffertjes, getoond hoe ze zo'n steen in de grond moesten stouwen. Ze hadden sprakeloos naar hem gekeken en hun wijsvinger naar hun voorhoofd gebracht. Daar hadden ze het niet bij gelaten. 'Ze hebben mij zelfs een ouwe gek genoemd,' zei hij verontwaardigd. Dat was vreemd, vooral om fysieke redenen, want hij kon wel hun oudere broer zijn maar nooit hun vader. Uiteindelijk hadden ze zich echter toch gewonnen gegeven. 'Het is al goed, zagevent, we doen het wel op uw manier.' Dat was hun geluk geweest, volgens grootnonkel Fiel dan toch, want aldus hadden ze het wegdek een eeuwige duurzaamheid meegegeven.

Dat verhaal had ik hem destijds op iedere familiebijeenkomst horen vertellen en dat op het moment waarop de meeste nonkels nog niet dronken waren. 'Die kasseien gaan eindeloos mee. God mag mij meteen halen als het niet waar is.' Het moet zijn dat God hem erg genadig was want bijna onmiddellijk greep grootnonkel naar zijn hart. Hij kromp in elkaar, kermde van de pijn en rolde over de vloer tot hij voor dood bleef liggen. Zijn oogpupillen begonnen verwoed rond te draaien en zijn mond viel open terwijl een beekje speeksel over zijn verweerde lippen liep. Zijn gezicht werd wit, zo wit als melk, alsof alle bloed uit zijn hoofd wegtrok.

Altijd was er wel een tante die gilde, hoog en schril, als het fluitje van een stationschef wanneer een trein eindelijk binnenspoort. Ze gilden net zo als mijn neef Geert een vlieg in hun soepbord had gesmokkeld of als er een glas aan een ober ontglipte en de doorzichtige scherven over de vloertegels kletterden. Er was niet zoveel nodig om ze te doen gillen. Grootnonkel Fiel bleef voor dood liggen tot ze hem als een sprookjesprins wakker zoenden. De meeste tantes waren achteraf gevleid dat hij zoveel moeite deed voor een paar zoenen... 

Benieuwd naar het vervolg van 'De eenzaamheid van het grensgebied'? Afspraak  op zondag!

woensdag 24 september 2014

Kleine mechanieken

Afscheidsfeestjes hebben vaak een wat dubbele bodem. De hapjes zijn doorgaans even oogstrelend als heerlijk. De drank is voortreffelijk genoeg om zelfs alledaagse weetjes interessant te maken. Er zijn toespraken; als de spreker goed is met veel luim en het obligate traantje van ontroering. 

Er wordt gelachen en gegild en toch blijft er meestal ook een gevoel van weemoed knagen. Ongeacht of iemand afscheid neemt van zijn jeugd, van zijn actieve beroepsleven of van een bepaald milieu. Misschien omdat een terugblik zelden zo onbezorgd positief is als men op dergelijke momenten wel eens wil laten doen uitschijnen. Maar vooral omdat we onbewust denken aan het definitieve afscheid dat we zolang mogelijk hopen uit te stellen.

Die melancholie is evenmin veraf in de boeken van Philippe Claudel (Dombasle-sur-Meurthe, °1962), filmer en één van mijn lievelingsauteurs. Claudel is een zoon van de Elzas en Lotharingen en zijn verhalen spelen zich bij voorkeur af in relatief kleine dorpsgemeenschappen. Erg melancholisch is bijvoorbeeld het minder bekende 'Rivier van Vergetelheid', waarin de hoofdfiguur treurt om een gestorven geliefde.

Maar ook in het tedere 'Het kleine meisje van meneer Linh' of in zijn internationale bestsellers 'Grijze zielen' (mijn favoriet) en 'Het verslag van Brodeck' kan de oorlogsgruwel toch de melancholie niet volledig wegdrukken. Dat gevoel wordt versterkt door zijn sensitieve en beeldrijke manier van vertellen.

Onlangs verscheen eindelijk de Nederlandse vertaling van 'Kleine mechanieken', een Franse verhalenbundel van Philippe Claudel van 2003. De auteur won voor deze bundel de Prix Goncourt voor het korte verhaal.

'Kleine mechanieken' behoort niet tot mijn absolute lievelingswerk van Claudel. Daarvoor lijken de verhalen soms te veel op surrealistische sprookjes, op pessimistische parabels in zekere zin. Zijn taal is fraai, maar bijwijlen net iets te beeldrijk, een tikje pompeus zelfs bij momenten. Dat neemt niet weg dat ook deze korte verhalen de lezer allerminst onberoerd laten en het uitzonderlijke talent van Philippe Claudel alom aanwezig is. Interessant dus voor Claudel-liefhebbers of als eerste kennismaking met deze meesterlijke verhalenverteller uit Frankrijk.

Benieuwd naar het vervolg van 'De eenzaamheid van het grensgebied'? Afspraak op zondag!

woensdag 17 september 2014

Van Tielt naar Monte Carlo

Sinds eind augustus is 'Kwikzilver', de nieuwe roman van Ann De Craemer (Tielt) uit. Na 'Vurige tong' en 'De seingever' is het de derde roman van De Craemer. Vooral 'Vurige tong' veroorzaakte enige ophef omdat de schrijfster nogal hard van leer trok tegen de katholieke gemeenschap in haar gemeente Tielt. Al liet De Craemer af en toe in het boek toch ook reeds een meer gevoelige kant van haar persoonlijkheid zien.

Dat was nadrukkelijker het geval in 'De seingever', waarin een vrij warm beeld werd geschetst van een vrijwilliger bij Vlaamse koersen. Die lijn trekt Ann De Craemer nu door in 'Kwikzilver', een herkenbare ode aan haar grootmoeder en haar verhalen. 

Het boek geniet in elk geval veel aandacht in de media in Vlaanderen en Nederland. Opmerkelijk is dat vooral de Nederlandse recensenten het over 'een liefdevol en ontroerend portret' hebben dat toch niet vervalt in meligheid. In de Vlaamse media is op dat vlak enig voorbehoud merkbaar en neemt men al eens het woord "mierzoet" in de mond. Verder verlangen sommigen naar verhalen die minder teruggrijpen naar de eigen jeugd en familie. Uiteindelijk is het natuurlijk aan de lezer zelf om te oordelen en zijn eigen smaak te volgen...


Ook 'Monte Carlo', de nieuwste roman van Peter Terrin (Herzele), gaat allerminst onopgemerkt voorbij. In de kritieken heeft men het onder meer over "een kleinood", "een puntgave roman" en een waardige opvolger van het bekroonde 'Post mortem'. 'Monte Carlo' is nu eveneens opgenomen op de longlist voor de AKO Literatuurprijs. Op 26 september reduceert men de lijst tot maximaal 6 genomineerden. 

En op donderdag 4 december om 20 uur is Peter Terrin te gast in het O.C. De Lier te Lierde op uitnodiging van de plaatselijke openbare bibliotheek. Alvast een datum om te noteren! 


Benieuwd naar het vervolg van 'De eenzaamheid van het grensgebied'? Afspraak op zondag!


woensdag 3 september 2014

Tuupe vuir Ronse

Voor een goed begrip: ik ken geen Ronsisch. Maar ik woon wel reeds mijn hele leven op de weg naar deze taalgrensstad. Dat laat zijn sporen na. Bovendien heb ik er jarenlang school gelopen. Dag in, dag uit het weinig opwekkende Collegestraatje door en dan langs de grote poort in de Generaal De Gaullestraat naar binnen. Onder het waakzaam oog van Sint-Antonius van Padua.

Maar Ronsisch ken ik dus niet, al is dat natuurlijk geen noodzaak om de titel van dit bericht te begrijpen. Samen voor Ronse! Een wervende strijdkreet van een onafhankelijke alliantie om de faciliteitenstad er na al die jaren opnieuw bovenop te brengen. De strijdkreet voor de zogenaamde Renaixance van Ronse was afkomstig van journalist en auteur Stef Vancaeneghem (°1950, Gent), al moest hij achteraf vaststellen dat zijn hartenkreet soms oneigenlijk gerecupereerd werd.

Stef heeft er een lange journalistieke loopbaan op zitten, onder meer bij Spectator en Het Volk. Verder publiceerde hij verschillende romans en toneelstukken, die zich grotendeels in Ronse afspelen. Denken we onder meer aan 'Zonde van Nini', over het wereldkampioenschap wielrennen van 1963 en over de teloorgang van de lokale textielindustrie. En verder aan 'Madame Valentine of de tederheid' en 'De ommegang'.

Daarnaast was Stef gedurende 40 jaar in zekere zin het geweten van politiek Ronse. Onder meer in de regionale weekbladen De Ronsenaar en Plus gaf hij zijn eigen vaak kritische kijk op de stad die hem zo dierbaar was. Het bloed kruipt waar het niet gaan kan en Stef publiceerde op zijn eigen, gelijknamige blog sinds 2005 geregeld berichten over het maatschappelijke leven in Ronse. In zijn totaal eigen stijl, niet gespeend van couleur locale, wat ook zijn romans kenmerkt.

Op 4 augustus plaatste hij evenwel een bericht op zijn blog waarin hij aangaf niet langer de chroniqueur van de plaatselijke politiek te willen zijn:
"Bij deze dus, fidele lezer laat ik mijn politieke comments hier definitief voor wat ze zijn of niet waren. Het is genoeg geweest. Ik heb het opstekend extremisme en het platte populisme in Ronse lang en hard genoeg bestreden. Samen met anderen die dat ook willen, streef ik verder naar pure Meerwaarde Voor Ronse. Ik kies daarvoor de moeilijke middenweg en laat Ronse daarbij noch rechts noch links liggen. "

Stef Vancaeneghem blijft berichten op zijn blog publiceren, maar voortaan opteert hij voor het pure schrijfplezier.

Ooit had ik in de Raadzaal van het Brakelse gemeentehuis een literair interview met Stef Vancaeneghem. Het werd een gesprek van Stef tot Stefaan. Bovenal was het een ontmoeting met een boeiende en intrigerende man. Het zal stiller worden in politiek Ronse...

Benieuwd naar het vervolg van 'De eenzaamheid van het grensgebied'? Afspraak op zondag!

woensdag 27 augustus 2014

De sterke man van Oudenaarde

Heimwee naar de stoomtrein
Over een gelukkige jeugd valt weinig te vertellen, zegt men. Tenzij je geboren bent in het zuiden van Vlaanderen, waar niets is wat het lijkt en niets lijkt wat het is. Soms hadden wij heimwee naar een tijd die niet meer bestond, een tijd die misschien nooit bestaan had.
Onder de noemer 'Heimwee naar de stoomtrein' breng ik sinds kort enkele (fictieve) jeugdherinneringen. Hoewel de hoofdpersonages terugkeren, kan men elke aflevering probleemloos apart volgen. 


De sterke man van Oudenaarde


Kort na mijn elfde verjaardag ruilde onze huishoudster de afgeleefde fiets van haar nicht in voor een brommer. Het was bijna niet te geloven maar Suzanne reed er zo mogelijk nog trager mee dan met haar fiets. Die zomer ging ze voor het eerst in haar leven naar het buitenland op reis. Dat was een heel gedoe, ze weekte alle mogelijke reistips van moeder los en op het laatste nippertje rende ze in paniek naar het warenhuis om een bikini aan te schaffen. Niemand begreep wat ze daar in Lourdes wou mee aanvangen.

Het was de periode waarin alle kennissen kaarsen brandden voor mijn gezondheid en zielenheil. Van Scherpenheuvel tot in Oostakker, van Lisieux tot in Lourdes. Mijn ouders hielden het bij de kapel van Kerselare op de Edelareberg, dat was dichterbij en dus goedkoper. Nadat het eeuwenoude kapelletje in de vlammen was opgegaan, had men er een nieuw gebouw opgetrokken. Dat had het uitzicht van een mastodontschip, even groot als ongezellig, met glas en vooral veel koud beton. Na een tijdje woonde er haast niemand meer de mis bij en begon men missen af te schaffen, zodat er nog bijna uitsluitend vieringen werden gehouden in de maand mei.

In de andere maanden van het jaar kon men altijd om een bijzondere eucharistieviering vragen, maar dan moest men wel met meer dan alleen een korf eieren naar het klooster van de arme Claren trekken. In een kaal vertrekje konden immers zaakjes worden gedaan. Achter dikke tralies zag men soms een zwijgend figuur in donker habijt voorbijschuiven. De enige mannen die toegang kregen, waren de pastoor, de hovenier en de dokter. In die volgorde. Je kon maar beter niet ziek worden als arme Claar. 'Het is een beproeving van God,' zei meneer pastoor. 'Al die regen en al die wind, je zou van minder ziek worden,' zei de hovenier. En tegen de tijd dat er een heuse dokter aan je bedstonde plaatsnam, was je appendix gesprongen of had je hart het begeven. Dan moest je het stellen met een gietijzeren kruis aan het uiteinde van een sober graf en je enige troost bestond erin dat je tussen allemaal andere nonnen lag en dat de grond daar intussen dus wel erg gewijd moest zijn.

Vooraan in de kapel van Kerselare was een opgetuigd Mariabeeld uitgestald. Volgens vader had een brandweerman destijds het beeld van Onze-Lieve-Vrouw van Kerselare uit de uitslaande brand gered. Die brandweerman was destijds door de stad aangeworven omwille van zijn brute kracht. Zo'n sterke kerel konden ze altijd en overal gebruiken. Het feit dat hij over de juiste partijkaart beschikte, had niet eens de doorslag gegeven. Ik vroeg vader wat een partijkaart was, maar hij zei dat ik daar geen acht moest op slaan, want in dit verhaal was dat een onbelangrijk detail.

De sterke man was geen vaste kerkganger, maar schuimde toch alle bedevaartsplaatsen af. Hij had amuletten van Sint-Antonius, de Heilige Lambertus, Sint-Franciscus, de Heilige Walburga en van nog een rij heiligen rond zijn hals bungelen. Dat was een hele geruststelling want je wist nooit met zekerheid wat er boven je hoofd hing. Hij zou beslist niet de eerste geweest zijn die door de bliksem getroffen werd of een losgeslagen onderdeel van een vliegtuig op zijn nikkel kreeg of zelfs gebeten werd door een ontsnapte leeuw uit een zoo of een circus.

En het hoefde niet eens een voortvluchtige leeuw te zijn. Zelfs een simpel paard kon verdraaid aardig doorbijten. Hij kende mensen die een vinger of een hele arm hadden verloren ten gevolge van een stomme paardenbeet. Vooral hengsten waren verraderlijk. Op een dag sloegen de stoppen in hun kop door en dan werden ze gedreven door een ontembare agressie en beten ze naar alles wat bewoog. Die brandweerman kon het weten want zijn grootvader was een paardenfluisteraar. Die kweekte Brabantse trekpaarden, van die lompe, zware boerenpaarden waarmee hij sprak op dezelfde manier waarmee hij tegen mensen sprak. Die Brabanders konden met hun gewicht wel drie volwassen mannen verpletteren, maar zijn grootvader mocht zijn hand in hun muil steken, zelfs als ze al de hele dag geen vlokje haver hadden gezien, nog hapten die beesten niet toe.

De brandweerman had het beeld van Onze-Lieve-Vrouw net bijtijds uit de vlammen kunnen halen want de zijden mantel vatte reeds vuur. Hij had het er letterlijk warm van gekregen, maar dat deerde hem niet. Daarvoor was hij brandweerman geworden omdat hij nu eenmaal nogal heldhaftig van nature was en bovenal was hij door zijn amuletten toch overal tegen beschermd.

's Avonds op café herinnerde hij zich plots dat de beeltenis van Maria huilde toen hij ze redde uit de brand. Naarmate de avond vorderde, herinnerde hij zich steeds meer tranen en toen het middernacht voorbij was, had het beeld tranen met tuiten gehuild. 'Wat zeg ik? Het stroomde gewoon uit haar ogen.' En alle mannen in dat café knikten en zeiden dat het een wonder was en dat de sterke man van Oudenaarde bijna een even grote held was als Jan Breydel en Pieter de Coninck die de Fransen in 1302 de Groeningebeek in Kortrijk hadden ingedreven. Toen bestelden ze allemaal nog een glas want van dat verhaal hadden ze dorst gekregen en bovendien hadden ze niet elke dag de kans om een biertje te drinken met een held in hun midden.

Benieuwd naar het vervolg van 'De eenzaamheid van het grensgebied'? Afspraak op zondag!