Foto auteur

Foto auteur
Foto Maarten Marchau, provinciebestuur Oost-Vlaanderen

woensdag 15 oktober 2014

Felix Timmermans

Over een gelukkige jeugd valt weinig te vertellen, zegt men. Tenzij je geboren bent in het zuiden van Vlaanderen, waar niets is wat het lijkt en niets lijkt wat het is. Soms hadden wij heimwee naar een tijd die niet meer bestond, een tijd die misschien nooit bestaan had.
Onder de noemer 'Heimwee naar de stoomtrein' breng ik sinds kort enkele (fictieve) jeugdherinneringen. Hoewel de hoofdpersonages terugkeren, kan men elke aflevering probleemloos apart volgen.

Felix Timmermans

Sinds nonkel Marcel geschreven had dat hij na jaren nog eens kwam logeren, stond bij mijn moeder alles in het teken van zijn aangekondigde bezoek. Moeder had de brief van nonkel bevestigd op het prikbord in de keuken naast knipsels uit het Parochieblad en verkleurde heiligenzantjes. Dat was even wennen, want daar hingen tot dat moment foto's van welgeschapen vrouwen die vader naarstig uit diverse glossips had geknipt en die volgens hem veeleer een huldebetoon aan Gods schepping betekenden dan sommigen van die heiligen en zaligen. Daar zaten immers nogal wat meelijwekkende figuren tussen, mannen met doorboorde buiken, geblakerde vrouwen met uitgestoken ogen en maagden met platgeknepen borsten. Het was soms werkelijk niet om aan te zien.

Mijn moeder had verder Suzanne het hele huis laten boenen en schrobben, de ramen laten lappen en de gordijnen wassen. De logeerkamer had moeder zelf tot tweemaal toe schoongemaakt. Ze had achter elk kruisbeeld een vers palmtakje gestoken en het wijwatervat opgevuld. Dat laatste had ze beter niet gedaan, want vader had de wijwaterfles met jenever gevuld. Hij kon zich die dagen niet vaak genoeg een kruisteken maken.

Nonkel Marcel was pastoor in een onooglijke parochie nabij Saint-Hubert in de Ardennen. Bij zijn aankomst gaf nonkel ons allemaal een kruisje op het voorhoofd en prevelde hij: 'God zegene en beware u.' Uit dank voor de gastvrijheid had hij een Ardense salami meegebracht, die uren in de wind stonk. Moeder borg de worst ergens ver in het rommelhok weg om er later de honden in het park mee te voederen. Hij had ook nog brood bij, dat duidelijk al een hele tijd geleden gebakken en gewijd was. Maar als moeder dat de volgende dag ging terugzoeken, waren de muizen er reeds mee verdwenen.

Nonkel Marcel straalde een ondoorgrondelijke, haast oosterse wijsheid uit. Het was bovendien best een lieve man. In feite had nonkel maar één manifest gebrek, tenminste in de ogen van vader. Hij dronk geen bier, geen drup kwam er over zijn lippen. Erger voor vader was dat moeder vond dat hij dan maar solidair moest zijn. Vader werd gek van al die rode wijn aan tafel. Tussendoor zag ik hem soms naar de kelder sluipen of naar het dichtsbijzijnde café verdwijnen en dan dook hij na een half uur weer op met een onschuldig gezicht en een adem waarmee je door geen enkele alcoholcontrole geraakte.

Hij hield er gewichtige geloofsvragen aan over. 'Waarom heeft Jezus Christus alleen maar water in wijn veranderd?' sakkerde hij. 'Het kon toch niet zo moeilijk geweest zijn voor Hem om ook een vat water in trappist om te zetten of waarom niet in bruin bier van Oudenaarde?' Had Felix Timmermans niet geschreven dat het bier van Oudenaarde niet verlegen moest zijn voor de beste wijn, dat het eten en drinken was, dat het je Pasen deed voelen tot in je kleine teen? En al was Timmermans, die begenadigde verteller, misschien geen koorknaap, hij was zeker en vast geen ketter. Je vroeg je af waarom zo'n geestelijke die een pastorie vol boeken bewoonde dat niet scheen te weten. Waarom gedroeg hij zich alsof bier het zweet van de duivel was, daar waar het donkere bier van Oudenaarde zalig naar binnenliep alsof er een levenslustig engeltje op je tong plaste...

Benieuwd naar het vervolg van 'De eenzaamheid van het grensgebied'? Afspraak op zondag!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten