Woord vooraf: een verhaal dat de warmte van de Provence uitademt. Jean Arnaud, de koetsier, is hopeloos verliefd op Julie, de zuchtende maagd van L'Isle-sur-la-Sorgue.
De
bewegingen van Julie bleven Jean de rest van de dag achtervolgen. Vaak
zat hij onbewust zijn eigen haren te strelen terwijl hij passagiers
in de koets had zitten of liet hij zich op zijn beurt een verwijfd
zuchtje ontglippen. Dat bracht geruchten over zijn geaardheid op
gang. In bed droomde hij van het meisje. Zodra hij wakker werd,
voelde hij opnieuw de kilte van zijn nachtelijke eenzaamheid, en nam
aan dat dit alles tekens van de enige, ware liefde waren.
Eenmaal
wakker telde Jean de minuten af tot hij weer voor Julies raam zou
staan en met de ogen haar gebaren zou stelen. Iedere dag vergat hij
de klok, zodat hij stipt te laat op zijn plaats van vertrek
verscheen. Na drie maanden vond hij de moed om een stap verder te
zetten op de weg van zijn grenzeloze adoratie. Hij belde aan en
overhandigde mama Lavandin die kwam openen een tuiltje lavendel.
'Voor Julie,' zei hij. Van die dag af stond hij er iedere morgen met
zijn bloemen en zei dan elke keer: 'Voor Julie.' Mama Lavandin
verwachtte dat hij op een dag zou zeggen: 'Voor u, mevrouw.' Maar dat
gebeurde niet. Dus bleef ze de bloemen doorgeven.
Haar
dochter lachte nu door het raam naar Jean als hij vanop de bok van
zijn huifkar naar haar zat te staren. Ze zette de tuiltjes op haar
kamer. 's Morgens zocht een parfum van lavendel voortaan de vrijheid
als ze de kamer luchtte en vermengde zich met de geur van de klimop
en de witte rozen die bloeiden tot op het smeedijzeren traliewerk dat
het balkonnetje voor haar kamer afzoomde.
Mama
Lavandin waarschuwde haar kind dat ze hem niet mocht aanmoedigen en
dat mannen in hun zelfingenomen naïviteit een meisjeslach al te snel
verwarden met een beantwoorde liefdesverklaring. 'Want hij is
verliefd op jou,' zei ze. 'Dat merk je aan zijn trillende stem, zijn
bevende handen en aan zijn verdwaasde blik. Vooral die dwaze blik in
zijn ogen liegt niet.'
Daar
had ze gelijk in, en na zes maanden achtte Jean zijn tijd gekomen.
Hij belde aan, deze keer gekleed in een kamgaren pak, en salueerde op
de dorpel van het huis met zijn hoge hoed terwijl hij in zijn vrije
hand een reuzebos lelies hield. Daarop vroeg hij of hij Julie kon
spreken.
'Waarom?'
vroeg haar moeder argwanend.
'Ik
wil met haar trouwen,' antwoordde hij naar waarheid, want in zijn
eenzame nachten zag hij al hoe hij haar naar het altaar leidde. Hij
wilde het zelfs onmiddellijk doen. Hij droeg er alvast de juiste
kleren voor.
'Het
is nog een kind,' schudde mama Lavandin het hoofd. 'En bovendien denk
ik niet dat ze zich ooit zou verloven met een man die altijd te laat
op zijn werk komt en wiens paarden hun onzedige gedachten niet kunnen
verbergen.'
Totaal
ontredderd verliet Jean Arnaud de woning van de Lavandins en reed
naar de Sorgue. Hij stapte het doorschijnende water vol sidderende
vissen in als een ter dood veroordeelde. Nochtans bestond zijn enig
misdrijf erin dat hij verliefd was geworden op het gezucht van een
maagd. Misschien was dat wel een zwaar misdrijf, zwaarder dan een
geldkoets overvallen of een man gijzelen. Maar zover wilde Jean niet
denken.
Met
opgeheven hoofd waadde hij door het water van de Sorgue. Hij hoopte
dat hij vlug verrast zou worden door een diepe plek of een gladde
kei. Voor één keertje had hij het geluk mee. Zijn lijk spoelde
kilometers verder aan. Het werd opgemerkt omdat de eenden het met
vrolijk gekwaak verwelkomden.
De paarden die de dagelijkse reisroute
intussen blindelings kenden en die bevrijd waren van hun menner en
zijn grillige zweepslagen, begonnen verwoed te galopperen. De huifkar
arriveerde voor het eerst in een half jaar tijdig op de startplaats.
'Wat krijgen we nu, hij is op tijd,' sakkerden de passagiers. Ze
namen zich voor hun beklag te maken, want dit keer moesten ze hollen
om hun koets te halen.
Benieuwd naar het vervolg van 'De eenzaamheid van het grensgebied'? Afspraak op zondag!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten