Hij
knoopt zijn hemd los en trekt zijn hemd uit. Magherman draagt een
streepjespyjama, het soort pyjama dat je soms in films ziet, maar dan niet in
vrolijke films.
Als
hij naast het Katje ligt, vraagt hij haar het nachtlampje te doven.
‘Ik
voel me veiliger als het brandt,’ zegt zij.
‘Voor
wie ben je bang?’ vraagt hij. Hij drukt zich dicht tegen haar aan. ‘Ik zal je
wel beschermen.’ Hij is haar beschermengel, haar engelbewaarder zoals zijn
moeder het vroeger uitdrukte. Magherman legt alvast bereidwillig een hand op
haar linkerborst.
‘Ik
heb een knobbeltje. Voel je het niet?’
Magherman
kneedt en kneedt haar borst, maar nee, hij voelt niets. ‘Voor wie of wat ben je
bang?’ dringt hij aan.
‘Beloof je mij niet te lachen?’ vraagt het Katje.
Ze rolt zich tegen hem aan. Hij is werkelijk haar beschermengel, hij speelt het
nu niet meer, hij is het echt geworden. Sommige mensen spelen hun leven lang een
rol, maar Magherman is één geworden met zijn rol.
Dit zou geluk moeten zijn,
denkt hij. Sterker nog, dit is geluk. Misschien niet het volmaakte geluk, niet
het grote Geluk met een hoofdletter dat zo erg aan het grote gelijk doet
denken. Nee, een toefje geluk, een haalbaar geluk, een eilandje van geluk in
een poel van menselijke ellende. Opnieuw legt hij een hand op de linkerborst
van zijn vrouw. Deze keer is het een onbeschaamd begerige hand.
Benieuwd naar het vervolg van 'Risk'? Afspraak op zondag!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten