Op paaszaterdag bood Robert zich aan in
het bankkantoor. Hij droeg een keurig colbert en een das. Wie hem niet kende,
zou aangenomen hebben dat hij op zijn paasbest was uitgedost, maar voor Robert
Impens betrof het zijn gewone werkplunje.
Hij werd ontvangen door een gedrongen
man die een bril met dikke glazen droeg.
‘Ik kom geld afhalen,’ zei Robert.
‘Geld van ons kantoor. Ik heb dringend een grote som nodig.’
De man bekeek hem argwanend vanachter zijn dikke brillenglazen. Banken rolden de rode loper uit als je geld kwam brengen, maar als je geld kwam afhalen, zelfs je eigen geld, gaven ze je het gevoel een bankovervaller te zijn.
‘
Hoeveel?’ vroeg hij.
Robert
noemde een bedrag, het was een aanzienlijk bedrag, maar niet astronomisch, niet
om van achterover te vallen of te duizelen. Toch floot de bijziende bankbediende. ‘Zozo,’ zei hij, ‘zoveel.’Hoeveel?’ vroeg hij.
Benieuwd naar het vervolg? Afspraak op zondag!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten