Daarna voelde de dokter Roberts pols,
keek in zijn ogen, kalmeerde hem vooral. Hij sprak als een priester op de
cruciale momenten in je leven, rustig en beheerst, gelijkmatig maar niet toonloos.
‘Zal het lukken om naar huis te gaan?’
Hij gaf Robert pilletjes, hij had altijd een strip tabletjes bij, eentje om onmiddellijk op de tong te laten smelten, de rest voor thuis.
Nee, hij hoefde niets te betalen. Het
was een vriendelijke man. Hij had de eed van Hippocrates afgelegd. Hadden ze
dat niet allemaal?
Robert dankte, voelde zich wat bekomen. Hij dronk van het glas fris water dat voor hem stond. Vanwaar kwam dat water plots? Vermoedelijk had de exploitant het voor zijn neus geplaatst.
Het was de eerste keer dat hij zich zo bewust was van zijn eigen fysieke beperktheid, zijn eigen sterfelijkheid. Tot nu toe had hij vooral last gehad van onschuldige kwaaltjes, een griepje, darmklachten, een allergische reactie. Niets om je zorgen over te maken, niets om lang bij stil te staan. Voor wie gezond was, leek een mensenleven eindeloos. Wie pijn leed, dacht al sneller aan het einde, zijn eigen einde.
Vreemd om op zo’n dag op café dan nog met je eigen sterfelijkheid geconfronteerd te worden.
Benieuwd naar het vervolg? Afspraak op zondag!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten