Robert kreeg het benauwd. Het was
broeierig warm in de herberg, de wielertoeristen hadden een klamme warmte
binnengebracht. Ze hadden hun regenjassen uitgetrokken en over stoelen
gehangen.
De herbergier ging rond en noteerde op de achterkant van een
bierviltje hun tweede consumptie. Enkelen waagden zich nu aan een zwaarder
abdijbier, één iemand bestelde een reep chocolade, wat bij zijn makkers tot
enig hoongelach leidde.
Robert had het gevoel dat zijn maag
dichttrok. Het was een drukkende pijn, er zat een monster in zijn maag dat nu
wilde ontsnappen. Hij voelde zich draaierig worden, zijn adem werd zwaarder.
Hij was moe, voelde zich vreselijk moe, alsof hij zelf de ronde van Frankrijk
had gereden, of toch minstens die van Vlaanderen. Zijn gezicht zakte door. Kon
je in slaap vallen op een tafel?
Was zijn gezicht wit geworden? Lijkwit haast? Plots stond één van de amateurrenners naast hem. Hij was dokter, zei hij. Hij knikte met veel overtuiging en lachte erbij, het was een lacherige waarheid.
Benieuwd naar het vervolg? Afspraak op zondag!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten