Melanie, het Indische meisje, had Robert liefdevol op weg geholpen. Hij had haar getoond hoe ze een zakelijke brief
moest schrijven, waar ze de posttarieven kon terugvinden en waar ze het
briefpapier met het logo van het kantoor bewaarden. Kleine dingen, maar die
niet onbelangrijk waren in een kantooromgeving.
Tijdens
koffiepauzes onderhield hij haar over algemene onderwerpen die haar op korte
termijn misschien minder bruikbaar zouden zijn, maar die zeker haar algemene
ontwikkeling ten goede zouden komen. De opbouw van ons zonnestelsel, de Eerste
Wereldoorlog, de verkiezingen in Frankrijk, de staatsinrichting in de Verenigde
Staten, er waren weinig onderwerpen waarover Robert geen zinvolle introductie
kon geven.
Natuurlijk handelden de meeste gesprekken over
huisje-tuintje-kinderen, de banaliteit en de meligheid loerden als een
straathond achter elke lantaarnpaal. Robert voelde echter, nee, hij wist gewoon
dat Melanie meer van een gesprek verlangde. Ze had een goede opvoeding genoten
in een voorbeeldig katholiek gezin en in een hoog aangeschreven meisjeslyceum.
Hij merkte wel dat zijn woorden niet op dorre grond vielen, maar vrucht zouden
dragen.
Hij had haar zelfs verteld over de
Ongelovige Thomas, die alleen maar in de verrijzenis van Jezus wilde geloven
als hij zijn handen in Zijn wonden had gelegd. Maar die daarop volmondig zijn
geloof had beleden.
‘Daar kunnen wij best een voorbeeld
aan nemen, Melanie. De ongelovige Thomas wordt traditioneel als een afvallige
afgeschilderd. Maar dat was hij niet, o, neen.’
Benieuwd naar het vervolg? Afspraak op zondag!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten