‘Karin,’ fluisterde hij, ‘Karin!’ Met een tederheid die hij verloren waande, ergens onderweg, tussen het altaar en één of andere toonzaal had hij de tederheid verloren die zich nu als vanzelf opnieuw aan hem openbaarde. Het was een wonder, geen wonder uit een heiligenverhaal, maar een keerpunt, dat was het zeker.
‘Kom, kom maar,’ zei ze.
Hij gleed in haar en nam haar met alle
verlangen, met alle begeerte die hij in zich had, zoals hij al lang geen vrouw
meer had gehad, zelfs niet in de eerste jaren van zijn huwelijk met Yvonne,
toen ze nog vruchteloos probeerden een kind te maken.
Achteraf rolde hij van haar af, bekeek haar mooie, ongeschonden gelaat met het korte blonde haar en merkte hoe er bijna spontaan een voldane glimlach op haar gezicht verscheen.
Ze lachte naar hem als naar haar redder, de soldaat die hangend aan een touwladder uit een helikopter haar kwam oppikken vanop haar zwalpend rubberbootje midden in de zee. Maar hij was de redder niet, zij had hem gered, van zoveel dingen waarvan hij gered wilde worden.
Ze lachte naar hem op een manier die hij voor de rest van zijn leven zou meedragen. Hij sloeg haar tevreden lach op als een blijvende herinnering aan een kortstondig moment van extase.
Benieuwd naar het vervolg? Afspraak op zondag!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten