Zijn vertrek naar het zuiden zou niet voor onmiddellijk zijn,
maar ooit, ja, ooit moest het lukken. Hij had niemand waar hij nog moest naar
omzien en hij had best wel een centje gespaard. Hij hield van de zon, van de felle
kleuren, van het levensritme op grootmoeders wijze. Je kon toch niet eeuwig en
drie dagen achter je schaduw blijven aanhollen.
‘Hallo,’ zei plots een stem. Het
gebeurde niet zo vaak dat Robert Impens werd aangesproken, het gebeurde nog
minder dat het een vriendelijke vrouwenstem was die hem aansprak.
Hij keek op en zag recht in het gezicht
van Karin. Ze droeg een spijkerbroek en een sportieve trui, een aansluitende
trui, dat merkte hij meteen.
Er was
ook nog een man bij haar, die enkele meters verderop stond en zijn hand opstak.
Het was een stevige kerel met een baard, het soort kerel dat je kon verwachten
in een bos. Een houthakker of een groene jongen, het verschil zat soms in
kleine dingen.
Vrolijk Pasen! |
Robert zwaaide terug, zelfs een
tikkeltje vrolijk. Ze zouden niet moeten beweren dat hij niet vriendelijk was.
‘Kijk eens,’ zei hij. Hij voelde zich wat ongemakkelijk, meestal zat hij
verlegen om geschikte gespreksonderwerpen als hij iemand toevallig tegen het
lijf liep.
‘Kijk eens aan, wat een toeval!’ Dat hoopte hij alvast dat het
toeval betrof, al kon je dat niet met zekerheid stellen. Het toeval zat in een
winnend biljet, een gelukkig nummer of een bananenschil die je nog net kon
ontwijken.
Benieuwd naar het vervolg? Afspraak op zondag!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten