Robert voelde hoe Karin haar hand op de
zijne legde en op haar beurt hem begon te strelen. Aan het verkeerslicht
draaide hij de Leopold II-laan in, dat was een omweg, maar hij wilde de autorit
rekken.
Ze passeerden langs het warenhuis, langs de witte zomerkapel. Mensen
trokken de trappen op naar de kapel, vooral oude mensen, sommigen met
wandelstokken.
Hij zou een zijstraat nemen, gewoon een
blok rondrijden. Er kwam een fietster aangereden, een vrouw die een dikke
winterjas droeg. Robert liet haar grootmoedig voor met een brede armzwaai. Het
was ongewoon voor hem, hij was doorgaans sober, ook in zijn gebaren. Was het de
wijn of toch meer?
Hij keek naar Karin. Ze lachte opnieuw, ze had de laatste uren al
vaak gelachen. Even legde ze haar hoofd tegen zijn schouder. Haar blonde haren
streelden zijn hals. Ze gebruikte een shampoo op basis van verschillende
kruiden, hij had de tube in de badkamer van de witte villa gezien.
Haar haren
roken naar een lentetuin, het soort tuin waarin Robert graag zijn vrije uren
doorbracht. Zijn hand rustte op haar knie, wat hem betrof mocht zijn hand daar
nog lang blijven rusten.
Benieuwd naar het vervolg? Afspraak op zondag!