‘Ontkurk maar een fles wit. Een chablis
smaakt altijd.’
‘Ja,’ gaf hij toe, ‘een chablis smaakt
altijd.’ Dat nam hij aan, hij was eerder een bierdrinker.
Zijn vader was
evenzeer een bierdrinker en niet altijd met mate, maar hij was dan ook een
echte man. Zijn moeder dronk tafelbier en water, ook wel fruitsap in beperkte
hoeveelheden, want ze had zwakke darmen.
Yvonne zette het glas met genoegen aan
haar lippen. Dat waren de juiste woorden: met zichtbaar genoegen. Alsof ze altijd
al op zondag kort voor de middag glaasjes chablis had zitten drinken. Zij die
vroeger op dat moment rosbief bereidde met prinsessenboontjes en gebakken
aardappeltjes. Het hele huis geurde ernaar. Het was de geur van huiselijk
geluk. Geluk was vluchtig, maar de geur ervan bleef wel enkele uren in huis
hangen.
Robert
was nerveus. Kwam ze echt alleen maar enkele spulletjes halen? Of kwam ze
kijken hoe hij het stelde? Hopelijk merkte ze dat hij een vers wit hemd had
aangetrokken en een stijlvolle das. Hij was niet nieuw die das, zij had hem nog
gekozen, maar toevallig was het wel één van haar lievelingsdassen. Hij keek er
vertederd naar zoals je naar een troetelpoesje zou kijken.
Benieuwd naar het vervolg? Afspraak op zondag!