Wat voorafging: in de kerk van L'Isle-sur-la-Sorgue ontmoet Maarten, een Vlaamse toerist, de beeldschone Rose.
Toen Maarten vlak achter Rose Arnaud
in de kerk zat, was hij meteen verloren. Hij kon dronken worden van een geur. Bij het verlaten
van de barokke kerk haastte hij zich naar het meisje met een dweepzucht die in
vroeger tijden was voorbehouden voor prinsessen en tegenwoordig
voor sterretjes uit suffe soaps waarmee televisiestations vermoeide mensen aan
zich proberen te binden.
Zo opgewonden was hij dat hij bijna één van de
bedelaars omverliep. Het was de oude Mario Mottet, die blind was geworden na
een afschuwelijk fietsongeval, maar gelukkig gaandeweg zijn andere zintuigen
beter had kunnen ontwikkelen. Onmiddellijk viel hem die vreemde geur op die
Maarten zelf met zich meedroeg. Hij wist dat hij die geur gedeeltelijk
herkende, maar kon hem jammer genoeg niet thuisbrengen. Hoezeer hij zich ook het
gamma van geuren dat hij in de loop der jaren in zijn geheugen had opgeslagen
voor de geest poogde te halen.
Dadelijk klampte Maarten Dekeyser Rose
aan. Het bloedmooie meisje was nauwelijks verwonderd want ze was het
niettegenstaande haar jonge leeftijd gewoon dat mannen haar betastten. Soms
streelden ze vrijmoedig haar wangen, haar armen of haar benen; een enkeling
klopte op haar billen alsof ze zijn lievelingsrund was. Als haar
moeder in de buurt was, mepte ze voortdurend naar de begerige mannenhanden.
'Niet aanraken!' schreeuwde ze de hele tijd. Dan voelde Rose zich pas echt een
object uit een stoffig museum.
Maarten wist niet direct wat gezegd. Beïnvloed
door teveel kleffe romannetjes en zijn hunkering naar de ware liefde, wou hij best
een koene musketier spelen of een Arabische sjeik die het meisje kon meenemen naar
een paleis van 1001 smaragden. Maar het meest bijzondere aan hem waren de
familieverhalen die hij als een molensteen rond zijn hals met zich meedroeg.
'Ik kom uit het Noorden,' zei hij dan
maar. Het was een hulpeloze openingszin. Rose knikte, wat moest ze ook? Hij was
het niet meer gewoon om afspraken te maken met meisjes. Meestal ontmoette hij
meisjes gewoon in de kroeg, bij het vallen van de avond als de tongen loskwamen
en de lippen hongerig werden. Hij stelde Rose voor om samen te komen in de late
namiddag aan het postkantoor. Zijn knieën trilden. Zij keek hem aan. Hij dacht:
zij heeft mij nu al betoverd. Ik smelt voor haar.
Toen dacht hij niets meer, wachtte op haar 'nee',
die onvermijdelijk leek. Maar ze zei 'ja, waarom ook niet?' En hij had het
moeilijk om haar al niet meteen op het kerkplein vurig te omhelzen.
Benieuwd naar het vervolg van 'De eenzaamheid van het grensgebied'? Afspraak op zondag!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten