Foto auteur

Foto auteur
Foto Maarten Marchau, provinciebestuur Oost-Vlaanderen

woensdag 29 oktober 2014

Artistiek "labeur"

Publicist Koenraad De Wolf uit Herzele blijft erg actief. Heel recent is zijn nieuwste boek 'Kroniek van een dorpspastoor' voorgesteld in de kerk van Brakel-Elst. Niet toevallig daar, aangezien het boek het levensverhaal schetst van Georges Herregods, jarenlang de gewaardeerde parochieherder van Elst. Georges Herregods is een veelzijdig kunstenaar die ook in zijn artistiek werk met veel mededogen naar de kleine mens kijkt. Het boek bevat 220 karikaturen van zijn hand. Het betreft een uitgave van de plaatselijke heemkring Triverius. In 2002 publiceerde Koenraad De Wolf reeds bij uitgeverij Halewijn het boek 'Klei & Kleur, retrospectief Georges Herregods'.
Paul de Pessemier (links)

Intussen is ook 'De collectioneur' van jonkheer Paul de Pessemier 's Gravendries (vroeger woonachtig in Brakel) officieel voorgesteld in de nabijheid van het kasteel van Laarne. De roman vertelt het dramatische levenslot van schoolvos en collectioneur Armand Verwaeter. De hoofdfiguur is een dwangmatige verzamelaar van miniatuurschilderijen. De auteur liet zich bij het schrijven inspireren door verzamelaars die hij ontmoette als verantwoordelijke van het Slot van Laarne. Binnenkort signeert de Pessemier zijn werk op de boekenbeurs. Zijn volgende roman wordt 'Het welwillende land'. Hij werkt tevens aan een biografie van Reimond Stijns, auteur van onder meer 'Arm Vlaanderen' (samen met I. Teirlinck) en 'Hard labeur'.


Reimond Stijns werd in 1850 geboren in Mullem, thans deelgemeente van Oudenaarde, en was de schoonbroer van Isidoor Teirlinck, afkomstig uit Zegelsem. 'Hard labeur' geldt als een hoogtepunt van het naturalisme in Vlaanderen. In 1985 werd het tot tv-serie bewerkt door de Vlaamse openbare omroep. Jo De Meyere vertolkte de hoofdfiguur Speeltie. De serie maakte destijds nogal wat ophef onder meer omdat Speeltie genadeloos zijn jongste zoon doodslaat. 

Benieuwd naar het vervolg van 'De eenzaamheid van het grensgebied'? Afspraak op zondag!


woensdag 22 oktober 2014

Vlaanderen boven!

Over een gelukkige jeugd valt weinig te vertellen, zegt men. Tenzij je geboren bent in het zuiden van Vlaanderen, waar niets is wat het lijkt en niets lijkt wat het is. Soms hadden wij heimwee naar een tijd die niet meer bestond, een tijd die misschien nooit bestaan had.


Onder de noemer 'Heimwee naar de stoomtrein' breng ik sinds kort enkele (fictieve) jeugdherinneringen. Hoewel de hoofdpersonages terugkeren, kan men elke aflevering probleemloos apart volgen.

Bijvoorbeeld als nonkel Marcel, een pastoor in de Ardennen, voor enkele dagen op bezoek komt: zie ook het bericht getiteld 'Felix Timmermans'.


Vlaanderen boven!

Op dinsdag at nonkel Marcel mee van Suzannes stoverij en op donderdag van haar braadworst en daarna deed hij haar met veel omhalen een aanzoek. Hij ging er zelfs bij knielen, maar later zei hij dat hij elke keer knielde als hij aan God moest denken. Zoveel kon hij niet aan God denken, want zoveel zag ik hem niet knielen.

'Jij bent een fee,' vleide hij Suzanne. 'Wil je mijn huishoudster worden?' Suzanne wist al lang niet meer wat ze nu eigenlijk wou, dus sloeg ze haar handen voor haar gelaat en liep snikkend naar de keuken.
'Onze huishoudster,' jammerde moeder. 'Waar vinden we er nog één die betrouwbaar is?' Het was de eerste maal dat ik haar Suzanne betrouwbaar hoorde noemen.

Maar op zaterdag vertrok nonkel Marcel alleen, zonder onze betrouwbare huishoudster. Hij pakte moeder beet zoals ze in geen jaren meer door vader was vastgenomen.
'Hou je kranig, Elza,' zei hij, 'ik weet dat je het niet gemakkelijk hebt. Maar in het hiernamaals zal je beloond worden voor je lijden hier op aarde.'

'Zullen die twee daar dan ook rondlopen?' vroeg moeder terwijl ze naar vader en mij keek. Het leek wel of het hiernamaals dan voor haar niet zo nodig meer hoefde. Gelukkig vond nonkel Marcel het niet opportuun om daarop te antwoorden.

Als we op de stoep stonden, balde nonkel Marcel de vuist en riep luidkeels: 'Vlaanderen boven!' Volgens nonkel had paus Johannes Paulus II dat zelf gezegd tegen een Vlaamse missionaris die hij in audiëntie in het Vaticaan had ontvangen. Ze hadden ook nog over de hardnekkige regen in Vlaanderen gesproken. Wat een geluk dat het Vaticaan zich in Rome bevond en niet pakweg in Mechelen, al was de paus dan supporter van Malinwa.

De volgende dinsdag stond Suzanne er weer. Ze had een uitpuilende koffer vastgebonden onder de snelbinder van haar brommer. Volgens mij had ze die koffer niet meer gebruikt sinds ze naar Lourdes was geweest.
'Ik heb het hele weekend mijn broer moeten overhalen,' zei ze. 'Maar nu ben ik vast besloten. Ik ga mee. Waar is meneer pastoor?' Ze droeg een schoolboek Frans onder de arm dat dateerde uit haar tijd in de lagere gemeenteschool van Schorisse. Vastberaden was ze om zich snel te integreren in de Ardennen. Ze had reeds de mond vol van 'saucisson' en 'carbonades flamandes', weliswaar met een onweerlegbaar Vlaams accent.

Mijn moeder schonk haar drie sherry's in en de rest van de fles kreeg ze naar huis mee. Het enige wat ze die dag dweilde, waren haar eigen tranen. 

Benieuwd naar het vervolg van 'De eenzaamheid van het grensgebied'? Afspraak op zondag!

woensdag 15 oktober 2014

Felix Timmermans

Over een gelukkige jeugd valt weinig te vertellen, zegt men. Tenzij je geboren bent in het zuiden van Vlaanderen, waar niets is wat het lijkt en niets lijkt wat het is. Soms hadden wij heimwee naar een tijd die niet meer bestond, een tijd die misschien nooit bestaan had.
Onder de noemer 'Heimwee naar de stoomtrein' breng ik sinds kort enkele (fictieve) jeugdherinneringen. Hoewel de hoofdpersonages terugkeren, kan men elke aflevering probleemloos apart volgen.

Felix Timmermans

Sinds nonkel Marcel geschreven had dat hij na jaren nog eens kwam logeren, stond bij mijn moeder alles in het teken van zijn aangekondigde bezoek. Moeder had de brief van nonkel bevestigd op het prikbord in de keuken naast knipsels uit het Parochieblad en verkleurde heiligenzantjes. Dat was even wennen, want daar hingen tot dat moment foto's van welgeschapen vrouwen die vader naarstig uit diverse glossips had geknipt en die volgens hem veeleer een huldebetoon aan Gods schepping betekenden dan sommigen van die heiligen en zaligen. Daar zaten immers nogal wat meelijwekkende figuren tussen, mannen met doorboorde buiken, geblakerde vrouwen met uitgestoken ogen en maagden met platgeknepen borsten. Het was soms werkelijk niet om aan te zien.

Mijn moeder had verder Suzanne het hele huis laten boenen en schrobben, de ramen laten lappen en de gordijnen wassen. De logeerkamer had moeder zelf tot tweemaal toe schoongemaakt. Ze had achter elk kruisbeeld een vers palmtakje gestoken en het wijwatervat opgevuld. Dat laatste had ze beter niet gedaan, want vader had de wijwaterfles met jenever gevuld. Hij kon zich die dagen niet vaak genoeg een kruisteken maken.

Nonkel Marcel was pastoor in een onooglijke parochie nabij Saint-Hubert in de Ardennen. Bij zijn aankomst gaf nonkel ons allemaal een kruisje op het voorhoofd en prevelde hij: 'God zegene en beware u.' Uit dank voor de gastvrijheid had hij een Ardense salami meegebracht, die uren in de wind stonk. Moeder borg de worst ergens ver in het rommelhok weg om er later de honden in het park mee te voederen. Hij had ook nog brood bij, dat duidelijk al een hele tijd geleden gebakken en gewijd was. Maar als moeder dat de volgende dag ging terugzoeken, waren de muizen er reeds mee verdwenen.

Nonkel Marcel straalde een ondoorgrondelijke, haast oosterse wijsheid uit. Het was bovendien best een lieve man. In feite had nonkel maar één manifest gebrek, tenminste in de ogen van vader. Hij dronk geen bier, geen drup kwam er over zijn lippen. Erger voor vader was dat moeder vond dat hij dan maar solidair moest zijn. Vader werd gek van al die rode wijn aan tafel. Tussendoor zag ik hem soms naar de kelder sluipen of naar het dichtsbijzijnde café verdwijnen en dan dook hij na een half uur weer op met een onschuldig gezicht en een adem waarmee je door geen enkele alcoholcontrole geraakte.

Hij hield er gewichtige geloofsvragen aan over. 'Waarom heeft Jezus Christus alleen maar water in wijn veranderd?' sakkerde hij. 'Het kon toch niet zo moeilijk geweest zijn voor Hem om ook een vat water in trappist om te zetten of waarom niet in bruin bier van Oudenaarde?' Had Felix Timmermans niet geschreven dat het bier van Oudenaarde niet verlegen moest zijn voor de beste wijn, dat het eten en drinken was, dat het je Pasen deed voelen tot in je kleine teen? En al was Timmermans, die begenadigde verteller, misschien geen koorknaap, hij was zeker en vast geen ketter. Je vroeg je af waarom zo'n geestelijke die een pastorie vol boeken bewoonde dat niet scheen te weten. Waarom gedroeg hij zich alsof bier het zweet van de duivel was, daar waar het donkere bier van Oudenaarde zalig naar binnenliep alsof er een levenslustig engeltje op je tong plaste...

Benieuwd naar het vervolg van 'De eenzaamheid van het grensgebied'? Afspraak op zondag!

woensdag 8 oktober 2014

Littekens

Op 4 maart 2009 overleed in Wezemaal de bekende filosofe en schrijfster Patricia De Martelaere (°1950, Zottegem) ten gevolge van een hersentumor. De Martelaere doceerde aan de K.U. Leuven onder meer wijsbegeerte. Zij was evenwel ook een bekroond fictieauteur. Zowel 'Nachtboek van een slapeloze' (prijs beste debuut), 'Littekens' (AKO-nominatie) als 'Het onverwachte antwoord' (Gouden Uil Publieksprijs) werden destijds goed onthaald.

Reeds in 2013 publiceerde Marja Pruis het biografische essay 'Als je weg bent' over Patricia De Martelaere. De schrijfster stond destijds vrij weinig interviews toe, wat aanleiding gaf tot een zekere graad van mysterie rond haar persoon. Ook nu, na dit essay, blijven er echter nog gaten in haar biografie.

Wel is intussen al lang duidelijk waarom literatuurwetenschapper Hugo Brems in zijn literatuurgeschiedenis 'Altijd weer vogels die nesten beginnen' Patricia De Martelaere volkomen ten onrechte schrapte. Brems had gedurende geruime tijd een passionele relatie met De Martelaere, maar beëindigde die om zijn huwelijk te vrijwaren. Hij besloot dan maar om Patricia De Martelaere ook uit zijn literatuuroverzicht te schrappen. Of hoe de werkelijkheid soms de fictie overtreft...

Van een filosofe naar een psychologe hoeft geen grote stap te betekenen indien beiden eveneens met literatuur bezig zijn. Bovendien komt ook een psychotherapeute in contact met mensen met (mentale) littekens. Begga Dom, afkomstig uit het Leuvense maar wonende in Brakel, publiceerde inmiddels met 'Blauwe matrozen' en 'Rood weeskind' twee positief ontvangen jeugdboeken. 

Het eerste boek handelt over het meisje Anna dat naar de Zuidpool trekt om haar vader te zoeken. 'Rood weeskind' is het verhaal van Thor die de dood van zijn tweelingbroer niet kan verwerken, tot hij twee zussen ontmoet. En als u het echt wil weten: de merkwaardige titel heeft betrekking op een nachtvlinder.   

Begga Dom woonde intussen reeds op de meest diverse plekken, meer bepaald in Frankrijk, Wales, Noorwegen en Chili. Maar niettegenstaande die wereldse achtergrond blijkt zij toch onder de indruk van de landelijke schoonheid en natuur van Brakel en omgeving.

Benieuwd naar het vervolg van 'De eenzaamheid van het grensgebied'? Afspraak op zondag!

woensdag 1 oktober 2014

Streuvels

Over een gelukkige jeugd valt weinig te vertellen, zegt men. Tenzij je geboren bent in het zuiden van Vlaanderen, waar niets is wat het lijkt en niets lijkt wat het is. Soms hadden wij heimwee naar een tijd die niet meer bestond, een tijd die misschien nooit bestaan had.
Onder de noemer 'Heimwee naar de stoomtrein' breng ik sinds kort enkele (fictieve) jeugdherinneringen. Hoewel de hoofdpersonages terugkeren, kan men elke aflevering probleemloos apart volgen.


Streuvels

In onze straat lagen er lang van die oncomfortabele kasseien, het soort Vlaamse kinderkopjes die men intussen bijna overal heeft vervangen door lichtlopend asfalt. Het was nauwelijks te geloven maar bij ons dateerden ze zelfs nog van voor de oorlog. Grootnonkel Fiel had ze persoonlijk weten leggen. Hij was de zoon van een West-Vlaamse boer, had zijn hart en vooral zijn onschuld verloren tussen bloeiende vlasschaards en geurende hooioppers. Elke keer als hij daar tegenover mij wou over uitweiden, legde moeder met nadruk haar wijsvinger op haar mond. 'Dat zal ik je later wel eens zelf vertellen,' zei ze dan.

Grootnonkel Fiel had een ruw geborstelde Streuvelskop. Hij leek niet op Stijn Streuvels, hij was Stijn Streuvels. Af en toe kwam iemand hem een handtekening vragen. 'Meneer Streuvels, wilt u mijn boek tekenen of mijn schrift voor Nederlands?' Hij had alles getekend, handen, gezichten, buiken, plaasters, zakdoeken, foto's van Paul Van Himst en platen van The Rolling Stones. Er worden zelfs handtekeningen van hem bewaard in musea. Het is reuzejammer dat hij daar geen geld voor gevraagd heeft.
Met zijn blote handen, zijn knoesten van handen, waarmee hij zelfs nagels in tafels hamerde, had grootnonkel destijds die stratenmakers, die liepen en kirden als verwende juffertjes, getoond hoe ze zo'n steen in de grond moesten stouwen. Ze hadden sprakeloos naar hem gekeken en hun wijsvinger naar hun voorhoofd gebracht. Daar hadden ze het niet bij gelaten. 'Ze hebben mij zelfs een ouwe gek genoemd,' zei hij verontwaardigd. Dat was vreemd, vooral om fysieke redenen, want hij kon wel hun oudere broer zijn maar nooit hun vader. Uiteindelijk hadden ze zich echter toch gewonnen gegeven. 'Het is al goed, zagevent, we doen het wel op uw manier.' Dat was hun geluk geweest, volgens grootnonkel Fiel dan toch, want aldus hadden ze het wegdek een eeuwige duurzaamheid meegegeven.

Dat verhaal had ik hem destijds op iedere familiebijeenkomst horen vertellen en dat op het moment waarop de meeste nonkels nog niet dronken waren. 'Die kasseien gaan eindeloos mee. God mag mij meteen halen als het niet waar is.' Het moet zijn dat God hem erg genadig was want bijna onmiddellijk greep grootnonkel naar zijn hart. Hij kromp in elkaar, kermde van de pijn en rolde over de vloer tot hij voor dood bleef liggen. Zijn oogpupillen begonnen verwoed rond te draaien en zijn mond viel open terwijl een beekje speeksel over zijn verweerde lippen liep. Zijn gezicht werd wit, zo wit als melk, alsof alle bloed uit zijn hoofd wegtrok.

Altijd was er wel een tante die gilde, hoog en schril, als het fluitje van een stationschef wanneer een trein eindelijk binnenspoort. Ze gilden net zo als mijn neef Geert een vlieg in hun soepbord had gesmokkeld of als er een glas aan een ober ontglipte en de doorzichtige scherven over de vloertegels kletterden. Er was niet zoveel nodig om ze te doen gillen. Grootnonkel Fiel bleef voor dood liggen tot ze hem als een sprookjesprins wakker zoenden. De meeste tantes waren achteraf gevleid dat hij zoveel moeite deed voor een paar zoenen... 

Benieuwd naar het vervolg van 'De eenzaamheid van het grensgebied'? Afspraak  op zondag!