Het was een hele tijd geleden dat Robert
Yvonne nog vol op de mond had gezoend. Van andere vrouwen kon hij het zich
helemaal niet meer herinneren.
Karin sloeg haar armen om hem heen, ze klampte zich
aan hem vast alsof hij een brandweerman was die haar van het dak van een
brandend flatgebouw kwam redden. Ze stond in vuur en vlam, hij ook, hij was
geen brandweerman maar een pyromaan die genoot van het oplaaiende vuur, de
likkende vlammen.
Daarna nam hij haar hand en leidde haar
de trap op. Karin giechelde een beetje en mompelde iets. Hij had het niet
begrepen en liet het haar herhalen. ‘Stoute jongen!’ zei ze.
Het was alweer een
hele tijd geleden dat er nog eens iemand Robert een stoute jongen had genoemd.
Zijn moeder moest het geweest zijn, lang, echt wel lang geleden, toen hij op
een aswoensdag een volledige tablet melkchocolade naar binnen had gewerkt. Een
hapje had ze hem nog vergeven. Maar een volledige tablet en dan nog stiekem
vroeg om opsluiting in de kelder.
Een uur lang was hij in de kelder opgesloten.
Een uur was verwaarloosbaar ten opzichte van een totaal mensenleven, maar van
een kind kon je niet zoveel relativeringsvermogen verwachten. De gedachte dat
er misschien ook spinnen of nog erger ongedierte rondkropen in de kelder had
hem de adem afgesneden.
Toen hij na een uur, het kon ook na drie kwartier
geweest zijn, bevrijd werd, hapte hij als een vis op het droge. Zijn gezicht
was rood, zijn borst brandde. Hij hoestte en even had het zelfs geleken of hij
in zijn hoest zou blijven.
Benieuwd naar het vervolg? Afspraak op zondag!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten