Wat voorafging: L'Isle-sur-la-Sorgue werd in de loop der jaren een toeristische trekpleister in de Provence.
Sinds
vele decennia laafde L'Isle zich aan de hoorn des overvloeds van het
toerisme. De eerste toeristen waren destijds Fransen met hoge hoeden
geweest uit de rijke industriesteden uit het noorden. Ze waren
beladen met grote, onhandige fototoestellen en verplaatsten zich in
auto's die je van kilometers ver hoorde sputteren en die stinkende
gassen de lucht inbliezen. Mateloos vergaapten ze zich aan de vrouwen
in hun provençaalse kleren.
Daarna stopten ze hen geld toe om op de
foto te staan. Ze waren er immers van overtuigd dat ze in deze
uithoek nog niet bekend waren met de uitvinding van de fotografie en
dat hun verbeelding op hol zou slaan als de toestellen op hen gericht
werden. Een waanidee dat geen provençaalse vrouw wou ontkennen. Ze
spraken allen lachwekkend langzaam. Menig inwoner van L'Isle had het
moeilijk om niet in een meewarig lachen of in woede uit te barsten
als ze vele seconden nodig hadden om in hun schools Frans een
vierlettergrepenwoord uit te spreken.
Na
verloop van tijd sloegen ze hun tenten op langs de boorden van de
Sorgue. Hun vrouwen ontbeten als op schilderijen naakt in het gras,
terwijl de mieren over hun croissants kropen. De vissers poetsten hun
opgeborgen hengels op en waadden voor het eerst sinds lang weer
vreugdevol door de glasheldere wateren. Zo konden ze ongemerkt de
bewegingen van de naakte vrouwen gadeslaan. In de oude visserscafé's
handelden de grappen en sterke verhalen niet meer over het
wonderbaarlijke van de visvangst maar over de weldadige Parijse
boezems. En ofwel heerste er verschrikkelijk veel
frustratie in de Provence ofwel waren het merkwaardige gedrochten die
zich in de bermen neervleiden.
Hoe
minder de plaatselijke vrouwen zich nog in de traditionele
klederdracht hulden, hoe meer toeristen kwamen toegestroomd en van
hoe verder ze afkomstig waren. Ze spraken niet langer langzaam omdat
ze geloofden dat de provençalers onvoldoende het Frans beheersten.
Maar omdat ze zelf als vreemdeling hun tong braken over het geslacht
van de zelfstandige naamwoorden en de vervoeging van de Franse
werkwoorden.
Na verloop van tijd begonnen ze te informeren waar ze
konden eten of slapen. De aloude slagerij werd een restaurant, later
een kosthuis, nog later een hotel. De prijzen stegen bij elke
transformatie. Na enkele jaren bestond het centrum van de stad,
ingesloten door de Sorgue, bijna uitsluitend uit restaurants en
hotelletjes. Er waren ook souvenirwinkels, waar de autochtonen zich
lieten uitleggen waarvoor de wereldvreemde spulletjes dienden die men
er verkocht als o zo typisch voor de streek.
Vooral
op zondagen verdrongen de toeristen zich in het warrige netwerk van
stegen van de binnenstad van L'Isle. Gelukkig leidden alle steegjes
naar de kerk, die meer nog dan elders in het midden lag. Want de
afwisseling van Franse en provençaalse straatnaambordjes maakte het
labyrint voor buitenstaanders er niet eenvoudiger op. 's Zondags kon
men aan de kramen meloenen, olijven, look, uien en scherpe kruiden
kopen die levensnoodzakelijk waren voor elke huisvrouw, althans in de
Provence.
Daarnaast verkocht men ook allerhande snuisterijen van het
soort dat men doorgaans meegaf met het grof huisvuil, en dat men in
een milde bui kan verenigen onder de vleiende noemer brocante.
Toeristen boden verwoed tegen elkaar op voor een oude lampenkap, een
gebroken spiegel of zelfs voor een zichtbaar gebruikte nachtpot. Ze
dropen daarna af met een lege portefeuille maar in de zoete
overtuiging de slag van hun leven te hebben geslagen.
Benieuwd naar het vervolg van 'De eenzaamheid van het grensgebied'? Afspraak op zondag!
Benieuwd naar het vervolg van 'De eenzaamheid van het grensgebied'? Afspraak op zondag!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten