Op
toeristische hoogdagen deelden de gewezen vissers de straten met een
allegaartje van kunstenmakers. Er waren kerels die heel fraai met
tennisballen jongleerden. Toch was het vooral hun groen haar dat de
aandacht trok. Steltenlopers droegen lange broeken waardoor men hun
stelten niet zag en een kort moment van verbijstering weer kon
geloven in het bestaan van reuzen.
Een man met een gasmasker op
schilderde met spuitbussen beklemmende landschappen, bevolkt met
eenhoorns en reptielen en met dreigende planeten aan het firmament.
Het was me wel het universum dat hij daar schiep, gezeten op zo'n
kneuterig gestreept strandstoeltje.
Zwarte
mannen en vrouwen slalomden op rolschaatsen en skeelers tussen kegels
en maakten reclame voor exclusieve parfums. Het waren onfatsoenlijk
prijzige parfums, en toch geurden ze allemaal eender.
Een mimespelend
ruimtemannetje sprong en hinkelde, op de tonen van etherische muziek,
over het voetpad. Dat was best angstaanjagend, zeker als zijn ogen
begonnen te flikkeren en hij met een E.T.-vinger gapende hummeltjes
aanwees. Die begonnen dan te gillen en zochten beschutting achter
één van de platanen. Hun ouders grijnslachten alleen maar. Ze
schuifelden bijna ongemerkt achteruit. Eerst één stapje, dan nog
één, dan nog één.
Het
meeste succes had echter nog altijd de oude kermisklant Napoleon
Maillane, die men volgens de overlevering meer dan zeventig jaar
geleden als vondeling had aangetroffen in de buurt van Grenoble op de
route Napoleon. Vermoedelijk in één of andere afgedankte stal, want
de man had een grijze paardenstaart, de buik van een hangbuikzwijn en
zijn adem geurde doorgaans naar een beschimmelde paella op basis van
rotte vis. Wie ooit een beschimmelde paella geroken heeft, kan zich
een idee vormen van die walgelijke stank.
Men beweerde dat Napoleon sprinkhanen en wilde
honing at. Hij baatte al zeker twee decennia een carrousel uit vol
huppelende paarden en koetsen die in geen jaren meer fatsoenlijk was
schoongemaakt. Al wie zich in bleke kledij op de molen waagde, had
uit voorzorg een kussentje bij of een vod om zijn plekje schoon te
schrobben. Napoleon weigerde elke verantwoordelijkheid voor vuile of
beschadigde kleren. Zeldzaam waren de mensen die zich herinnerden dat
ze ooit een glimlach of een vriendelijk woord van hem hadden
gekregen.
Men zei dat
hij de enige marktkramer was die nooit standgeld betaalde aan de
stad. Maar dat was slechts één van de geruchten die over hem
circuleerden in café Métropole. De Métropole was een fatsoenlijk café. Men sliep er alleen met de vrouw des huizes achter
de zware gordijnen van de logeerkamer en nooit op zondag. Zoveel
eerbied hadden ze wel.
Benieuwd naar het vervolg van 'De eenzaamheid van het grensgebied'? Afspraak op zondag!