Maar Femke aarzelde en keerde zelfs even op haar stappen
terug. ‘Zouden er hier ook bosgeesten zijn? vroeg ze.
‘Ik dacht dat jij er niet in geloofde.’
‘Toch wel,’ zei Femke, ‘ik vraag mij alleen maar af of er
ook bosgeesten in het Kriebelbos wonen.’
‘Dat zou best kunnen.’ Wanjala dacht diep na. ‘Het is toch
een verdraaid groot bos. Niet zo groot als de bossen bij ons in Afrika, maar
toch… Ik denk dat bosgeesten de beschermers van een bos zijn.’
‘Een soort engelbewaarders van de oude bomen?’ Femke
probeerde zich kabouters met vleugels voor te stellen die over de statige eiken
en beuken waakten. Ze was ooit met haar ouders naar Antwerpen geweest en daar
hadden ze in de kathedraal schilderijen van Rubens gezien met engelen erop
naast rijkelijk geklede heren en dikke dames.
‘Misschien wel,’ zei Wanjala. Ze wreef over haar kin, waar
ze een klein puistje had. ‘Hoe meer ik erover nadenk, hoe aannemelijker mij dat
lijkt. Ik denk echt dat je gelijk hebt, Femke.’ Ze gaf Femke een
vriendschappelijk duwtje tegen de schouder.
Femke glunderde. Als er bosgeesten bestonden, zouden die
het niet leuk vinden dat er geknoeid werd met het Kriebelbos. En als ze niet
bestonden, dan was het zaak van… Tja, soms had ze best aardige ideetjes.
Benieuwd naar het vervolg? Afspraak op zondag!