Jonathan
heeft zich in feite noodgedwongen neergelegd bij het onrechtvaardige van de wereld.
Waarom anders vluchten met het geld, weg van de dagelijkse zorgen, recht in
Ilses open armen.
Je kan de wereld niet wezenlijk verbeteren, denkt hij. Wat veel
van de zogenaamde wereldverbeteraars ook mogen beweren! Ze rijden zelf met dure
wagens of hunkeren naar de warmte van een vrouw in de holte van hun arm. Het is
zo dikwijls praat voor de vaak, zand in de ogen.
Leven is ’s morgens wakker
worden en toch de ogen angstvallig dicht houden voor de ellende van de wereld,
voor de opwarming van de aarde, voor de blikken van de van ontbering stervende kinderen,
voor de littekens van de onschuldige slachtoffers van ontaarde dictators. Hij
kan er niet meer tegen. Hij wil weg, naar het zuiden. Onder een palmboom liggen
luieren, zich met señor laten aanspreken, decadente fooien geven en zichzelf
volledig verliezen tijdens zwoele nachten.
Hij stapt
weer naar zijn bureau. Het is half zes intussen. Op zijn computer is de
schermbeveiliging ingetreden. Hij inspecteert de parking. Zoals verwacht nog
geen rode Ferrari te bekennen.
Benieuwd naar het vervolg? Afspraak op zondag!
Meer vernemen over mijn roman 'De tovenaar van half negen'? Volg de link: