Robert trok zijn hand met een onverhoeds
rukje terug. ‘Uw tijd komt wel. Uw vakantie, bedoel ik. Met uw man.’ Ze droeg
verschillende ringetjes. Goedkope maar ook duurdere spullen. ‘Of met uw
vriend.’
‘Beslist wel.’ Ook zij trok haar hand nu terug. Ze nam de mand eitjes en bood ze hem aan. ‘Neemt u gerust nog een eitje. Of anders voor mevrouw.’
‘Dank u, dat is aardig.’ Robert nam nog een tweede eitje.
‘Meneer boft maar.’ Het klonk wat
triest, doorleefd. ‘Zo’n knappe vrouw.’
Hij vroeg zich af of ze de vier bedden
was vergeten of gewoon bleef door vissen. ‘Ja,’ zei hij toch maar, ‘meneer
boft.’
Hij gaf haar nog een hand alsof hij afscheid nam van een dierbare vriendin. Even overwoog hij zelfs om haar hand te zoenen, maar die drang onderdrukte hij spoedig.
‘Geniet van uw verlengd verblijf,
meneer Impens.’
De zakelijkheid had het opnieuw gewonnen. ‘Dat gaan we beslist doen.’ Hij lachte wat raadselachtig, zoals hij wel eens meer deed. Zelfs een goede reclamecampagne onthulde niet meteen alles.
De zakelijkheid had het opnieuw gewonnen. ‘Dat gaan we beslist doen.’ Hij lachte wat raadselachtig, zoals hij wel eens meer deed. Zelfs een goede reclamecampagne onthulde niet meteen alles.
Benieuwd naar het vervolg? Afspraak op zondag!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten