Foto auteur

Foto auteur
Foto Maarten Marchau, provinciebestuur Oost-Vlaanderen

woensdag 14 januari 2015

De roos en de lavendel (6)

Wat voorafging: de Vlaming Maarten Dekeyser is op vakantie in de Provence. De geschiedenis van L'Isle-sur-la-Sorgue is onbekend terrein voor hem. 

Niets van het wedervaren van Julie Lavandin was Maarten Dekeyser bekend. Toch wist ook hij dat enige vertraging eerder regel dan uitzondering was in het zuiden. Onlangs had hij een half uur op een bus gewacht. Eén of andere verlichte despoot had te elfder ure de uurregeling door elkaar gegooid. Er hing geen papiertje, geen voorbijganger was op de hoogte. Op den duur was hij gewoon blijven zitten omdat hij geen zin meer had om op te staan.

Dit keer had Maarten niet het geduld om lang te wachten. Rusteloos spiedde hij de omgeving af. Hij hield de hand boven de ogen, zoals kinderen dat doen als ze indiaantje spelen. Er naderde een man uit de richting van het park Gauthier, waar zich tussen perken vol snijbloemen en weggegooide verpakkingen de muziekschool bevond. Vroeger gingen de schoolkinderen er afgevallen bladeren rapen, nu achtergelaten condooms en spuitjes. 's Namiddags kwamen er vaak aarzelende pianoklanken uit het herenhuis in het park aangewaaid. Die werden alleen onderbroken door het gescheld van een net niet wanhopige muziekleraar, die maar niet wilde begrijpen waarom de ijverigste leerlingen geen talent hadden en de talentrijksten geen ijver.

De man stak met zuiderse nonchalance de straat over. Hij droeg een gerafelde jeans, een licht truitje van een onbestemde kleur en een legerpet. Onder de arm had hij een gitaarkist, waarin even goed een geweer kon zitten. Een long-rifle of ander vervaarlijk wapentuig.

De man met de gitaarkist hield halt op hooguit tien meter van Maarten en trok onophoudend aan zijn oorring als was het een vervelende zenuwtrek. Intussen keek hij rond alsof hij iemand zocht. Zijn onderarmen waren donker en fel behaard. Hij droeg een metalige armband in de vorm van een slang waaronder een zelfgerolde sigaret klaar zat om straks aan te steken. Maarten kuchte nerveus en prutste zijn bovenste hemdsknoopjes open.

Slechts enkele ogenblikken kruisten hun blikken elkaar. De man had koele ogen. Maarten realiseerde zich dat de kalme uren in de luwte van de middag zich ideaal leenden voor een aanslag. Er was nauwelijks volk op straat. Iedereen zat aan tafel, lag thuis languit op de bank of gebruikte de middagpauze voor een stiekem avontuurtje met iemand van kantoor. Hoe zouden ze het nieuws vernemen in het thuisland? Een zakelijk bericht in de krant: Belg vermoord in de Provence. Voor het eerst en het laatst in zijn leven zou zijn naam de krant halen. Televisie was te hoog gegrepen. Er waren wel boeiender schandalen en oorlogen in de wereld. Je mocht ook niet teveel verlangen.

Dan boog de man voorover. Zijn kniegewrichten kraakten. Hij klapte de kist open, gromde wat onbegrijpelijks en toverde een gitaar te voorschijn. Bijna onmiddellijk vulde het zuiderse plein zich met de eerste akkoorden van een Amerikaanse popsong uit de flower power-periode. De man zong niet slecht, lang niet slecht, zij het met zo'n walgelijke Duitse tongval. Het leek wel Heintje met de baard in de keel. 

Maarten Dekeyser verloor meteen alle belangstelling voor hem. Als een wielrenner die een berg te veel beklimt, goot hij de rest van de waterfles over zijn hoofd uit. Hij likte het water zoals kinderen naar regendruppels happen.

Benieuwd naar het vervolg van 'De eenzaamheid van het grensgebied'? Afspraak op zondag!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten