Maarten
was naar L'Isle-sur-la-Sorgue afgezakt in de hoop er de rust terug te
vinden na enkele turbulente gebeurtenissen. Maar het toeval wilde dat
net nu dit ingeslapen provincienest voor het eerst in decennia
opnieuw het nieuws haalde. In de jaren zeventig had men er in een
hotel een lijk zonder hoofd aangetroffen. Het onthoofde lijk was van
een man. Hij was naakt, helemaal naakt. Op basis van zijn papieren
werd de man geïdentificeerd als een vermiste noorderling, gevlucht
uit zijn land van herkomst en zonder nog bekende familie.
Inspecteur
Marius had het vermoeden dat het hotelpersoneel en sommige omwonenden
van het stadje meer wisten. Maar indrukken kunnen vergissen en waarom
zou je tegen zere schenen trappen als je voorgedragen bent als
hoofdinspecteur? Naar het hoofd van de dode werd niet meer gezocht.
Het werd ook nooit gevonden. En dat de hotelkamer doordringend geurde
naar lavendel, was behalve Marius niemand in de Provence opgevallen.
Maar
Maarten vernam dit pas lang na zijn aankomst in L'Isle-sur-la-Sorgue,
dat hem door een enthousiaste collega van het bedrijf was beschreven
als haar ontdekking van de hemel. Haar ogen, mat geworden van het
papier en het bureaustof, begonnen opnieuw te glanzen. Op een haastig
te voorschijn getoverde kaart trok ze een euforische cirkel rond de
naam van het stadje. Haar handen zwommen door de lucht om de
superlatieven te ondersteunen waarmee ze de lof zong van de streek,
haar bewoners en haar leiders. Na een dag stappen door de verzengende
hitte had ze met de voeten bungelend in het water een Franse salade
gegeten met tomaten, uien en olijven. Die waren zo vers en fris dat
ze jaren later de smaak nog proefde op de tong.
Ze citeerde bijna letterlijk de
plaatselijke toeristische folders, die het grootsprakerig hadden over
la Venise comtadine, het Venetië van de Comtat. Die eretitel dankte
L'Isle, eerder dan aan zijn zuchtende periode, aan de bruisende
rivier de Sorgue die het stadje met zijn vele armen als een octopus
omknelde en enkele kilometers verder uit de rotsen van
Fontaine-de-Vaucluse kwam gespuwd. Het water was heerlijk koel, want
het bevatte het smeltwater van de Mont Ventoux. Het stroomde
schuimend in een brede bedding van keien langs oevers vol riet en
waterbloemen. Na veel omzwervingen gaf het eigenzinnige stroompje
zijn water en geheimen af aan de Rhône, de moeder van alle
provençaalse rivieren, de alma mater van het land van Frédéric
Mistral.
Niemand wist wat het water met zich
meedroeg en niemand vroeg er ook naar. Niemand haalde het zelfs maar in zijn hoofd om, zoals Madame de
Sévigné in de zeventiende eeuw deed met de Rhône, het gedicht over
de Styx te citeren:
"Uit duizend bronnen van bloed
wordt deze rivier geboren,
En hij voert lijken en oude
beenderen met zich mee,
Die niet murmelen, maar slechts
kreunen laten horen."
Benieuwd naar het vervolg van 'De eenzaamheid van het grensgebied'? Afspraak op zondag!