Maar dat vond Robert niet erg, hij vond het aangenaam om eens met zijn
handen te werken. En hoewel de tuin niet groot was, viel er toch veel werk te
doen. Behalve de haag was er ook nog een bloemenperkje met een rozelaar,
tulpen, narcissen, dahlia’s en een jasmijnenstruik. Die laatste had Robert Impens kort na hun huwelijk
aangeplant, omdat hij zo verslingerd was op de geur van de paarse bloemen. Het
was een kleine struik geweest, een niemendal in feite en nu was het een
imposante heester geworden, die Robert graag liet zien aan vrienden en
kennissen.
Verder was er een vijvertje. Ook dat
was niet bijster groot en enigszins verwilderd, maar dat zorgde ervoor dat er
zich een natuurlijk biotoop had ontwikkeld waar menig groene jongen jaloers zou
op geweest zijn. Er groeiden gele lis en riet en piktus en dotterbloemen.
Wie
zoals Robert de moeite nam om stilletjes het wateroppervlak gade te slaan,
ontwaarde allerlei kevers en larven. In de lente zag hij nu reeds enkele jaren
kikkervisjes. Soms ontdekte hij een volwassen kikker verborgen in het gras of
zag hij een libel overvliegen.
Toen
Robert Impens die zaterdag gedurende twee uren takken had afgezaagd en naar een
hoek van zijn tuin had gesleurd, besloot hij even te rusten. Hij had nog veel
werk voor de boeg en misschien dat een buitenstaander het niet eens zou
opmerken wat hij reeds allemaal had verricht, maar dat kon hem nu even niet
deren.
Benieuwd naar het vervolg? Afspraak op zondag!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten