Maarten wou eventueel uit L’Isle vertrekken.
Misschien was dat inderdaad niet onverstandig, maar dan wel nadat hij
fatsoenlijk afscheid had genomen van Rose.
'Rose komt niet meer. Nooit meer,’
beklemtoonde Mireille. ‘Ga dus zo snel mogelijk.’ Het klonk als een koel bevel dat ze
ogenblikkelijk afzwakte door haar motivatie te verklaren. 'Ik wil geen dode op
mijn geweten.'
Even vroeg Maarten zich af of de vrouw
soms waanzinnig was of een misselijke grap met hem probeerde uit te halen.
'Lach niet,' zei ze. 'Je zou heus de
eerste dode niet zijn.' Ze zuchtte verschillende keren. Daarna liep ze weg.
Ze meende het. Pas nu drong het helemaal
tot Maarten door. Ze was niet gek, daarvoor stonden haar ogen te weinig
waanzinnig, en ook geen flauwe grapjas, daarvoor ontbrak het haar aan speelse
creativiteit. Dit was bittere ernst.
Een lichte paniek maakte zich van hem
meester en hij haastte zich terug naar het hotel van de zussen Grenier.
Ghislaine bekeek hem argwanend vanachter de balie toen hij binnenstormde. Ze
sakkerde want haar geliefde tv-feuilleton liep. Net op dit heuglijke moment
viel de held in de armen van zijn buurmeisje.
Maarten sloot zich op in zijn kamer en
barricadeerde de deur aan de binnenkant met een gammel tafeltje, dat beslist
nog de feestelijke opening van het hotel had meegemaakt. Gelukkig voor hem was
Ghislaine hardhorig. Hij liet het rolluik naar beneden en installeerde zich op
het bed.
Vanuit de kamer probeerde hij verwoed de politie te bereiken. Hij was
zo zenuwachtig dat hij zich eerst tweemaal in het nummer vergiste en toen hij
het juiste nummer draaide, kreeg hij een suikerzoete dame op een bandje te
horen. Het was een zwoele en discrete stem, helemaal geen stem die je
verwachtte als je het nummer van de politie belde. Deze lieve vrouw gaf hem de
raad mee om de volgende morgen eens terug te bellen. Maarten gromde ontgoocheld.
Hij durfde geen beroep te doen op Ghislaine en
Célia, die hij onvoldoende betrouwde. Geen oog deed hij die nacht dicht. Hij
woelde en rolde voortdurend van de ene op de andere zij. De hele tijd dacht hij
aan François Arnaud, en verder gingen zijn gedachten uit naar Mireille en
vooral naar Rose. Ze was mooi, ze was leuk, ze was aardig, en nog wel een paar
dingen meer. Al begreep hij niet hoe hij eerst zo puberaal smoor op haar was.
Benieuwd naar het vervolg van 'De eenzaamheid van het grensgebied'? Afspraak op zondag!