Mijn
generatie is nog opgegroeid met ouders die de oorlog hebben
meegemaakt. Bij herhaling hielden ze ons voor dat een oorlog de ergst
denkbare nachtmerrie was, niet minder dan de hel op aarde. Gaandeweg
verdrong ik het beeld van duivelse soldaten met bokkenpoten en
rattenstaarten, dat sliep toch al wat beter. Maar nog steeds kan ik
het woord 'oorlog' niet uitspreken zonder aan een onpeilbare gruwel
te denken.
Die
oorlogservaringen uitten zich in bescheiden dagelijkse handelingen.
Als je je portie erwtensoep met spekjes niet lustte bijvoorbeeld.
'Hadden wij in de oorlog maar zulke lekkere soep gehad.' Nu was die
erwtensoep inderdaad best lekker, maar ze vertelden niets anders
wanneer ze een kom veredeld afwaswater op tafel plaatsten. Het kan
nooit goed zijn als een kind haast begint te twijfelen aan de
geestelijke vermogens van zijn ouders, zelfs niet met de oorlog als
verschoningsgrond.
Het
meest woog het deels onverwerkte oorlogsverleden door bij mijn meter.
Zij bleef onverdroten hamsteren, bij haar dood in 1997 liet ze
kartonnen dozen vol sunlightzeep achter. En ze liet geen kans
onverlet om herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog op te rakelen.
Hoe ze in mei 1940 met paard en kar naar een boerderij waren gevlucht
om tijdelijk onder te duiken. Hoe ze stiekem een varken hadden
vetgemest, het enige moment waarop ik haar nog eens als een ondeugend
schoolmeisje heb zien lachen.
Maar
natuurlijk vooral met vochtige ogen over haar broer Norbert. Zonder
de oorlog was die mijn nonkel Norbert geworden. Daaraan is deze
dappere man alvast ontsnapt, al kan ik mij niet inbeelden dat dat de
reden was waarom hij zich bij het verzet had aangesloten en zijn
leven gaf voor het vaderland.
Gaandeweg
werd Norbert een icoon, een martelaar, een vrijheidsheld, een kleine
Nelson Mandela. Misschien toch nog ietsje meer een lokale John
Kennedy, met zijn flair en natuurlijke charme. Het gebeurde wel eens
dat meter mij vergeleek met Norbert. In haar ogen was dat het ultieme
compliment. Voor mij echter nauwelijks te dragen. Hoe kan je ooit de
vergelijking met een gestorvene trotseren? In bepaalde gevallen
kunnen complimentjes hetzelfde effect hebben als een loden bol aan
een ketting.
Tijdens
mijn studententijd vond de Amerikaanse oud-acteur Ronald Reagan het
moment gekomen om een versnelling hoger te schakelen in de
wapenwedloop. De geschiedenis zou hem gelijk geven, al haal je zelden
je gelijk zonder een fikse portie meeval. In alle winkelstraten
weerklonk in die tijd het hitje 'De bom' van de Nederlandse groep Doe
Maar. Het was een aanstekelijk liedje over wat die jongens nog
allemaal zonodig wilden doen voordat de bom viel. Ik had evenzeer
zo'n waslijstje, maar dat de bom ooit zou vallen, leek mij inmiddels
haast een evidentie. Alleen over het tijdstip waarop scheen nog enige
discussie mogelijk.
Het
was niet altijd de meest prettige sfeer om in op te groeien, niet in
het minst omdat in het begin van de tachtiger jaren een felle
economische crisis woedde en de overheid danig moest besparen. Het
was de periode waarin de inmiddels overleden Wilfried Martens
regeerde met volmachten en besliste tot de devaluatie van de
Belgische frank. De devaluatie kreeg uiteindelijk haar beslag in
volle carnavalsperiode. Dit is altijd een wat surrealistisch land
geweest, van Aalst tot in Poupehan.
Soms
voelden wij ons een verloren generatie, ook al omdat we dat
romantisch vonden klinken. Maar de echte verloren generatie was
natuurlijk eerder als kanonnenvoer geofferd in de Eerste
Wereldoorlog. Net als de volgende in de Tweede Wereldoorlog, waarna
de Europese eenmaking ons voor nog meer ellende heeft behoed.
Misschien valt dat allemaal moeilijk te vatten voor wie opgroeit in
een wereld waarin oorlog een meeslepend game op een computerscherm
is.
Alle
goede bedoelingen en vredesboodschappen ten spijt lijkt het bijwijlen
of de herdenkingen van de Eerste Wereldoorlog vooral de Westhoek een
commerciële boost willen geven. De rode loper wordt in Vlaamse
velden uitgerold voor de (Britse) toeristen. De bed and breakfasts
schieten in Ieper en omgeving als bospaddenstoelen uit de grond. Wie
zou het die mensen misgunnen na alle ellende met het yperiet en in
mindere mate met de opengeklapte luchtbel van Lernout en Hauspie?
Misschien
moeten we echter toch maar enkele van onze betere oorlogsromans
uitdelen in de scholen. Er zijn genoeg recente romans die daarvoor in
aanmerking komen. Denken we onder meer aan 'Post voor mevrouw
Bromley' van Stefan Brijs, 'Oorlog en terpentijn' van Stefan Hertmans
of 'Godenslaap' van Erwin Mortier. Of waarom niet de gedichten van de
frontsoldaten, origineel of in de versie van Tom Lanoye.
Is
het immers niet zo dat je meer kan leren uit fictie dan uit
non-fictie? Omdat goede fictie erin slaagt de realiteit een gezicht
te geven en aldus de littekens tastbaar maakt. Met als logische
conclusie: nooit meer oorlog! Evenmin in Oekraïne of waar dan ook.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten