Foto auteur

Foto auteur
Foto Maarten Marchau, provinciebestuur Oost-Vlaanderen

zondag 11 mei 2014

1914-2014


Mijn generatie is nog opgegroeid met ouders die de oorlog hebben meegemaakt. Bij herhaling hielden ze ons voor dat een oorlog de ergst denkbare nachtmerrie was, niet minder dan de hel op aarde. Gaandeweg verdrong ik het beeld van duivelse soldaten met bokkenpoten en rattenstaarten, dat sliep toch al wat beter. Maar nog steeds kan ik het woord 'oorlog' niet uitspreken zonder aan een onpeilbare gruwel te denken.

Die oorlogservaringen uitten zich in bescheiden dagelijkse handelingen. Als je je portie erwtensoep met spekjes niet lustte bijvoorbeeld. 'Hadden wij in de oorlog maar zulke lekkere soep gehad.' Nu was die erwtensoep inderdaad best lekker, maar ze vertelden niets anders wanneer ze een kom veredeld afwaswater op tafel plaatsten. Het kan nooit goed zijn als een kind haast begint te twijfelen aan de geestelijke vermogens van zijn ouders, zelfs niet met de oorlog als verschoningsgrond.

Het meest woog het deels onverwerkte oorlogsverleden door bij mijn meter. Zij bleef onverdroten hamsteren, bij haar dood in 1997 liet ze kartonnen dozen vol sunlightzeep achter. En ze liet geen kans onverlet om herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog op te rakelen. Hoe ze in mei 1940 met paard en kar naar een boerderij waren gevlucht om tijdelijk onder te duiken. Hoe ze stiekem een varken hadden vetgemest, het enige moment waarop ik haar nog eens als een ondeugend schoolmeisje heb zien lachen.

Maar natuurlijk vooral met vochtige ogen over haar broer Norbert. Zonder de oorlog was die mijn nonkel Norbert geworden. Daaraan is deze dappere man alvast ontsnapt, al kan ik mij niet inbeelden dat dat de reden was waarom hij zich bij het verzet had aangesloten en zijn leven gaf voor het vaderland.

Gaandeweg werd Norbert een icoon, een martelaar, een vrijheidsheld, een kleine Nelson Mandela. Misschien toch nog ietsje meer een lokale John Kennedy, met zijn flair en natuurlijke charme. Het gebeurde wel eens dat meter mij vergeleek met Norbert. In haar ogen was dat het ultieme compliment. Voor mij echter nauwelijks te dragen. Hoe kan je ooit de vergelijking met een gestorvene trotseren? In bepaalde gevallen kunnen complimentjes hetzelfde effect hebben als een loden bol aan een ketting.

Tijdens mijn studententijd vond de Amerikaanse oud-acteur Ronald Reagan het moment gekomen om een versnelling hoger te schakelen in de wapenwedloop. De geschiedenis zou hem gelijk geven, al haal je zelden je gelijk zonder een fikse portie meeval. In alle winkelstraten weerklonk in die tijd het hitje 'De bom' van de Nederlandse groep Doe Maar. Het was een aanstekelijk liedje over wat die jongens nog allemaal zonodig wilden doen voordat de bom viel. Ik had evenzeer zo'n waslijstje, maar dat de bom ooit zou vallen, leek mij inmiddels haast een evidentie. Alleen over het tijdstip waarop scheen nog enige discussie mogelijk.

Het was niet altijd de meest prettige sfeer om in op te groeien, niet in het minst omdat in het begin van de tachtiger jaren een felle economische crisis woedde en de overheid danig moest besparen. Het was de periode waarin de inmiddels overleden Wilfried Martens regeerde met volmachten en besliste tot de devaluatie van de Belgische frank. De devaluatie kreeg uiteindelijk haar beslag in volle carnavalsperiode. Dit is altijd een wat surrealistisch land geweest, van Aalst tot in Poupehan.

Soms voelden wij ons een verloren generatie, ook al omdat we dat romantisch vonden klinken. Maar de echte verloren generatie was natuurlijk eerder als kanonnenvoer geofferd in de Eerste Wereldoorlog. Net als de volgende in de Tweede Wereldoorlog, waarna de Europese eenmaking ons voor nog meer ellende heeft behoed. Misschien valt dat allemaal moeilijk te vatten voor wie opgroeit in een wereld waarin oorlog een meeslepend game op een computerscherm is.

Alle goede bedoelingen en vredesboodschappen ten spijt lijkt het bijwijlen of de herdenkingen van de Eerste Wereldoorlog vooral de Westhoek een commerciële boost willen geven. De rode loper wordt in Vlaamse velden uitgerold voor de (Britse) toeristen. De bed and breakfasts schieten in Ieper en omgeving als bospaddenstoelen uit de grond. Wie zou het die mensen misgunnen na alle ellende met het yperiet en in mindere mate met de opengeklapte luchtbel van Lernout en Hauspie?

Misschien moeten we echter toch maar enkele van onze betere oorlogsromans uitdelen in de scholen. Er zijn genoeg recente romans die daarvoor in aanmerking komen. Denken we onder meer aan 'Post voor mevrouw Bromley' van Stefan Brijs, 'Oorlog en terpentijn' van Stefan Hertmans of 'Godenslaap' van Erwin Mortier. Of waarom niet de gedichten van de frontsoldaten, origineel of in de versie van Tom Lanoye.

Is het immers niet zo dat je meer kan leren uit fictie dan uit non-fictie? Omdat goede fictie erin slaagt de realiteit een gezicht te geven en aldus de littekens tastbaar maakt. Met als logische conclusie: nooit meer oorlog! Evenmin in Oekraïne of waar dan ook.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten