Het
was een van die zeldzame zomerdagen. Het dochtertje van een jonge neef zat in ons
grasperk wat rond te staren. Haar prentenboek had ze wat verder in het gras
gelegd. Op dat moment landden er zes grote Canadese ganzen in het aangrenzende
veld, dat kort voordien geschoren was. Ik vertelde dat het betoverde prinsen
waren. Zes broers die ook nog een zus hadden die prinses was. Vroeger woonden
ze allen samen in een schitterend paleis.
Het
meisje knikte vol overtuiging. Ze had nog de gelukzalige leeftijd waarop je
andermans verzinsels wil geloven. Ik vertelde haar niet dat niet iedereen van
Canadese ganzen hield. Wel sprak ik haar over de kleine zwanen in het
Meetjesland. De provincie had ze geholpen door suikerbietresten op de velden achter
te laten. Het meisje had nooit eerder gehoord van een land dat Meetjesland
heette maar vond het wel bijzonder sprookjesachtig klinken.
Het
leek haar heel slim van de provincie om de dieren te helpen en ze informeerde
wat het bestuur nog meer deed. Ik begon aan een haast eindeloze opsomming. ‘We
hebben grote domeinen met speelpleinen.’ Ze klapte tevreden in haar handen. ‘En
centra waar we oude dingen bewaren of voor de natuur en het milieu zorgen.’ Dat
was in haar ogen al even fijn. ‘En ook scholen, veel scholen. Van Oudenaarde
tot in Eeklo, van Buggenhout tot in Gent en Zottegem.’
Boette
ze nu wat aan enthousiasme in? ‘Waarom moeten volwassenen niet naar school?’
vroeg ze. Ik verklapte dat het provinciebestuur eveneens een ruim assortiment
aan opleidingen voor volwassenen aanbood, waar je zowat alles kon leren. Met de
computer werken, koken, fotograferen, haar kappen, Italiaans of Turks leren. ’Ook
Chinees?’ ‘Ook Chinees,’ gaf ik toe.
Dat
vond ze best indrukwekkend. Maar toen bekeek ze mij met een listige blik. ‘En
toveren? Kan je er ook leren toveren?’ Nee, dat niet, dat moest ik eerlijk
toegeven. Daarvoor moest je met Harry Potter naar Zweinstein trekken. Met een
betoverde trein of simpelweg op een bezemsteel. Ze zweeg een poos. ‘Het is niet
erg,’ zei ze dan, ‘ik zal later de mensen leren toveren. Ik weet dat ik het
kan.’ Dat leek mij een handige oplossing. Zolang konden we wel wachten. Wou ze soms
een ijsje? Dat had ze wel verdiend.
Ik
haalde twee ijsjes uit het diepvriesvak van de koelkast. Toen ik terugkeerde,
zag ik dat er een zevende gans op het veld was neergestreken. Ik keek verbaasd
naar het meisje en wees naar de Canadese ganzen. ‘Ik heb de prinses getoverd,’
verklaarde ze. ‘Ik zei toch dat ik het kon.’
PS: deze column verscheen eerder in het nummer van oktober 2021 van ProInfo, het personeelsblad van de provincie Oost-Vlaanderen.